Zwartmaken (to make black) conjugation

Dutch

Conjugation of zwartmaken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
maak zwart
I make black
maakt zwart
you make black
maakt zwart
he/she/it makes black
maken zwart
we make black
maken zwart
you all make black
maken zwart
they make black
Present perfect tense
heb zwartgemaakt
I have made black
hebt zwartgemaakt
you have made black
heeft zwartgemaakt
he/she/it has made black
hebben zwartgemaakt
we have made black
hebben zwartgemaakt
you all have made black
hebben zwartgemaakt
they have made black
Past tense
maakte zwart
I made black
maakte zwart
you made black
maakte zwart
he/she/it made black
maakten zwart
we made black
maakten zwart
you all made black
maakten zwart
they made black
Future tense
zal zwartmaken
I will make black
zult zwartmaken
you will make black
zal zwartmaken
he/she/it will make black
zullen zwartmaken
we will make black
zullen zwartmaken
you all will make black
zullen zwartmaken
they will make black
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou zwartmaken
I would make black
zou zwartmaken
you would make black
zou zwartmaken
he/she/it would make black
zouden zwartmaken
we would make black
zouden zwartmaken
you all would make black
zouden zwartmaken
they would make black
Subjunctive mood
make zwart
I make black
make zwart
you make black
make zwart
he/she/it make black
make zwart
we make black
make zwart
you all make black
make zwart
they make black
Past perfect tense
had zwartgemaakt
I had made black
had zwartgemaakt
you had made black
had zwartgemaakt
he/she/it had made black
hadden zwartgemaakt
we had made black
hadden zwartgemaakt
you all had made black
hadden zwartgemaakt
they had made black
Future perf.
zal zwartgemaakt hebben
I will have made black
zal zwartgemaakt hebben
you will have made black
zal zwartgemaakt hebben
he/she/it will have made black
zullen zwartgemaakt hebben
we will have made black
zullen zwartgemaakt hebben
you all will have made black
zullen zwartgemaakt hebben
they will have made black
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou zwartgemaakt hebben
I would have made black
zou zwartgemaakt hebben
you would have made black
zou zwartgemaakt hebben
he/she/it would have made black
zouden zwartgemaakt hebben
we would have made black
zouden zwartgemaakt hebben
you all would have made black
zouden zwartgemaakt hebben
they would have made black
Present bijzin tense
zwartmaak
I make black
zwartmaakt
you make black
zwartmaakt
he/she/it makes black
zwartmaken
we make black
zwartmaken
you all make black
zwartmaken
they make black
Past bijzin tense
zwartmaakte
I made black
zwartmaakte
you made black
zwartmaakte
he/she/it made black
zwartmaakten
we made black
zwartmaakten
you all made black
zwartmaakten
they made black
Future bijzin tense
zal zwartmaken
I will make black
zult zwartmaken
you will make black
zal zwartmaken
he/she/it will make black
zullen zwartmaken
we will make black
zullen zwartmaken
you all will make black
zullen zwartmaken
they will make black
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou zwartmaken
I would make black
zou zwartmaken
you would make black
zou zwartmaken
he/she/it would make black
zouden zwartmaken
we would make black
zouden zwartmaken
you all would make black
zouden zwartmaken
they would make black
Subjunctive bijzin mood
zwartmake
I make black
zwartmake
you make black
zwartmake
he/she/it make black
zwartmake
we make black
zwartmake
you all make black
zwartmake
they make black
Du
Ihr
Imperative mood
maak zwart
make black
maakt zwart
make black

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

wielrennen
do
zabbelen
do
zemelen
do
zieden
do
zinderen
sizzle
zoeven
whiz
zonnen
sunbathe
zwartkijken
black look
zwartrijden
fare dodging
zwartselen
black remains

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'make black':

None found.
Learning languages?