Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Zwartkijken (to black look) conjugation

Dutch

Conjugation of zwartkijken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kijk zwart
I black look
kijkt zwart
you black look
kijkt zwart
he/she/it blacks look
kijken zwart
we black look
kijken zwart
you all black look
kijken zwart
they black look
Present perfect tense
heb zwartgekeken
I have blacked look
hebt zwartgekeken
you have blacked look
heeft zwartgekeken
he/she/it has blacked look
hebben zwartgekeken
we have blacked look
hebben zwartgekeken
you all have blacked look
hebben zwartgekeken
they have blacked look
Past tense
keek zwart
I blacked look
keek zwart
you blacked look
keek zwart
he/she/it blacked look
keken zwart
we blacked look
keken zwart
you all blacked look
keken zwart
they blacked look
Future tense
zal zwartkijken
I will black look
zult zwartkijken
you will black look
zal zwartkijken
he/she/it will black look
zullen zwartkijken
we will black look
zullen zwartkijken
you all will black look
zullen zwartkijken
they will black look
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou zwartkijken
I would black look
zou zwartkijken
you would black look
zou zwartkijken
he/she/it would black look
zouden zwartkijken
we would black look
zouden zwartkijken
you all would black look
zouden zwartkijken
they would black look
Subjunctive mood
kijke zwart
I black look
kijke zwart
you black look
kijke zwart
he/she/it black look
kijke zwart
we black look
kijke zwart
you all black look
kijke zwart
they black look
Past perfect tense
had zwartgekeken
I had blacked look
had zwartgekeken
you had blacked look
had zwartgekeken
he/she/it had blacked look
hadden zwartgekeken
we had blacked look
hadden zwartgekeken
you all had blacked look
hadden zwartgekeken
they had blacked look
Future perf.
zal zwartgekeken hebben
I will have blacked look
zal zwartgekeken hebben
you will have blacked look
zal zwartgekeken hebben
he/she/it will have blacked look
zullen zwartgekeken hebben
we will have blacked look
zullen zwartgekeken hebben
you all will have blacked look
zullen zwartgekeken hebben
they will have blacked look
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou zwartgekeken hebben
I would have blacked look
zou zwartgekeken hebben
you would have blacked look
zou zwartgekeken hebben
he/she/it would have blacked look
zouden zwartgekeken hebben
we would have blacked look
zouden zwartgekeken hebben
you all would have blacked look
zouden zwartgekeken hebben
they would have blacked look
Present bijzin tense
zwartkijk
I black look
zwartkijkt
you black look
zwartkijkt
he/she/it blacks look
zwartkijken
we black look
zwartkijken
you all black look
zwartkijken
they black look
Past bijzin tense
zwartkeek
I blacked look
zwartkeek
you blacked look
zwartkeek
he/she/it blacked look
zwartkeken
we blacked look
zwartkeken
you all blacked look
zwartkeken
they blacked look
Future bijzin tense
zal zwartkijken
I will black look
zult zwartkijken
you will black look
zal zwartkijken
he/she/it will black look
zullen zwartkijken
we will black look
zullen zwartkijken
you all will black look
zullen zwartkijken
they will black look
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou zwartkijken
I would black look
zou zwartkijken
you would black look
zou zwartkijken
he/she/it would black look
zouden zwartkijken
we would black look
zouden zwartkijken
you all would black look
zouden zwartkijken
they would black look
Subjunctive bijzin mood
zwartkijke
I black look
zwartkijke
you black look
zwartkijke
he/she/it black look
zwartkijke
we black look
zwartkijke
you all black look
zwartkijke
they black look
Du
Ihr
Imperative mood
kijk zwart
black look
kijkt zwart
black look

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'black look':

None found.