Wegsluizen (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of wegsluizen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sluis weg
I do
sluist weg
you do
sluist weg
he/she/it does
sluizen weg
we do
sluizen weg
you all do
sluizen weg
they do
Present perfect tense
heb weggesluisd
I have done
hebt weggesluisd
you have done
heeft weggesluisd
he/she/it has done
hebben weggesluisd
we have done
hebben weggesluisd
you all have done
hebben weggesluisd
they have done
Past tense
sluisde weg
I did
sluisde weg
you did
sluisde weg
he/she/it did
sluisden weg
we did
sluisden weg
you all did
sluisden weg
they did
Future tense
zal wegsluizen
I will do
zult wegsluizen
you will do
zal wegsluizen
he/she/it will do
zullen wegsluizen
we will do
zullen wegsluizen
you all will do
zullen wegsluizen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou wegsluizen
I would do
zou wegsluizen
you would do
zou wegsluizen
he/she/it would do
zouden wegsluizen
we would do
zouden wegsluizen
you all would do
zouden wegsluizen
they would do
Subjunctive mood
sluize weg
I do
sluize weg
you do
sluize weg
he/she/it do
sluize weg
we do
sluize weg
you all do
sluize weg
they do
Past perfect tense
had weggesluisd
I had done
had weggesluisd
you had done
had weggesluisd
he/she/it had done
hadden weggesluisd
we had done
hadden weggesluisd
you all had done
hadden weggesluisd
they had done
Future perf.
zal weggesluisd hebben
I will have done
zal weggesluisd hebben
you will have done
zal weggesluisd hebben
he/she/it will have done
zullen weggesluisd hebben
we will have done
zullen weggesluisd hebben
you all will have done
zullen weggesluisd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou weggesluisd hebben
I would have done
zou weggesluisd hebben
you would have done
zou weggesluisd hebben
he/she/it would have done
zouden weggesluisd hebben
we would have done
zouden weggesluisd hebben
you all would have done
zouden weggesluisd hebben
they would have done
Present bijzin tense
wegsluis
I do
wegsluist
you do
wegsluist
he/she/it does
wegsluizen
we do
wegsluizen
you all do
wegsluizen
they do
Past bijzin tense
wegsluisde
I did
wegsluisde
you did
wegsluisde
he/she/it did
wegsluisden
we did
wegsluisden
you all did
wegsluisden
they did
Future bijzin tense
zal wegsluizen
I will do
zult wegsluizen
you will do
zal wegsluizen
he/she/it will do
zullen wegsluizen
we will do
zullen wegsluizen
you all will do
zullen wegsluizen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou wegsluizen
I would do
zou wegsluizen
you would do
zou wegsluizen
he/she/it would do
zouden wegsluizen
we would do
zouden wegsluizen
you all would do
zouden wegsluizen
they would do
Subjunctive bijzin mood
wegsluize
I do
wegsluize
you do
wegsluize
he/she/it do
wegsluize
we do
wegsluize
you all do
wegsluize
they do
Du
Ihr
Imperative mood
sluis weg
do
sluist weg
do

Examples of wegsluizen

Example in DutchTranslation in English
Nee, we proberen tijd te winnen. Zodat we iedereen door de tunnel kunnen wegsluizen.No, this is all about just slowing them down, buying us enough time that we can get everybody out through the tunnel.
Om het geld te verbergen... voordat hij het wegsluist, of... misschien geeft Dan op een vreemde manier echt om je.He could be using the fund to hide the cash before he moves it elsewhere. Or... in some screwed-up way, maybe Dan really does care for ya.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

wegsluipen
steal away
wegsluiten
lock away

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

weerzien
meet again
wegpakken
nip
wegrollen
roll
wegsaneren
do
wegschuiven
do
wegslepen
tow
wegsluiten
lock away
wegsmelten
melt
wegstemmen
do
wegvallen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?