Wegpraten (to assuage) conjugation

Dutch

Conjugation of wegpraten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
praat weg
I assuage
praat weg
you assuage
praat weg
he/she/it assuages
praten weg
we assuage
praten weg
you all assuage
praten weg
they assuage
Present perfect tense
heb weggepraat
I have assuaged
hebt weggepraat
you have assuaged
heeft weggepraat
he/she/it has assuaged
hebben weggepraat
we have assuaged
hebben weggepraat
you all have assuaged
hebben weggepraat
they have assuaged
Past tense
praatte weg
I assuaged
praatte weg
you assuaged
praatte weg
he/she/it assuaged
praatten weg
we assuaged
praatten weg
you all assuaged
praatten weg
they assuaged
Future tense
zal wegpraten
I will assuage
zult wegpraten
you will assuage
zal wegpraten
he/she/it will assuage
zullen wegpraten
we will assuage
zullen wegpraten
you all will assuage
zullen wegpraten
they will assuage
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou wegpraten
I would assuage
zou wegpraten
you would assuage
zou wegpraten
he/she/it would assuage
zouden wegpraten
we would assuage
zouden wegpraten
you all would assuage
zouden wegpraten
they would assuage
Subjunctive mood
prate weg
I assuage
prate weg
you assuage
prate weg
he/she/it assuage
prate weg
we assuage
prate weg
you all assuage
prate weg
they assuage
Past perfect tense
had weggepraat
I had assuaged
had weggepraat
you had assuaged
had weggepraat
he/she/it had assuaged
hadden weggepraat
we had assuaged
hadden weggepraat
you all had assuaged
hadden weggepraat
they had assuaged
Future perf.
zal weggepraat hebben
I will have assuaged
zal weggepraat hebben
you will have assuaged
zal weggepraat hebben
he/she/it will have assuaged
zullen weggepraat hebben
we will have assuaged
zullen weggepraat hebben
you all will have assuaged
zullen weggepraat hebben
they will have assuaged
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou weggepraat hebben
I would have assuaged
zou weggepraat hebben
you would have assuaged
zou weggepraat hebben
he/she/it would have assuaged
zouden weggepraat hebben
we would have assuaged
zouden weggepraat hebben
you all would have assuaged
zouden weggepraat hebben
they would have assuaged
Present bijzin tense
wegpraat
I assuage
wegpraat
you assuage
wegpraat
he/she/it assuages
wegpraten
we assuage
wegpraten
you all assuage
wegpraten
they assuage
Past bijzin tense
wegpraatte
I assuaged
wegpraatte
you assuaged
wegpraatte
he/she/it assuaged
wegpraatten
we assuaged
wegpraatten
you all assuaged
wegpraatten
they assuaged
Future bijzin tense
zal wegpraten
I will assuage
zult wegpraten
you will assuage
zal wegpraten
he/she/it will assuage
zullen wegpraten
we will assuage
zullen wegpraten
you all will assuage
zullen wegpraten
they will assuage
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou wegpraten
I would assuage
zou wegpraten
you would assuage
zou wegpraten
he/she/it would assuage
zouden wegpraten
we would assuage
zouden wegpraten
you all would assuage
zouden wegpraten
they would assuage
Subjunctive bijzin mood
wegprate
I assuage
wegprate
you assuage
wegprate
he/she/it assuage
wegprate
we assuage
wegprate
you all assuage
wegprate
they assuage
Du
Ihr
Imperative mood
praat weg
assuage
praat weg
assuage

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

wegpesten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

wapenen
arm
wegdeemsteren
do
wegdoezelen
doze
wegkappen
lop
wegpesten
do
wegpompen
drain
wegpromoveren
do
wegsmijten
turf out
wegsnoeien
do
wegstrepen
score out

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'assuage':

None found.
Learning languages?