Weghelpen (to do) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of weghelpen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
help weg
I do
helpt weg
you do
helpt weg
he/she/it does
helpen weg
we do
helpen weg
you all do
helpen weg
they do
Present perfect tense
heb weggeholpen
I have done
hebt weggeholpen
you have done
heeft weggeholpen
he/she/it has done
hebben weggeholpen
we have done
hebben weggeholpen
you all have done
hebben weggeholpen
they have done
Past tense
hielp weg
I did
hielp weg
you did
hielp weg
he/she/it did
hielpen weg
we did
hielpen weg
you all did
hielpen weg
they did
Future tense
zal weghelpen
I will do
zult weghelpen
you will do
zal weghelpen
he/she/it will do
zullen weghelpen
we will do
zullen weghelpen
you all will do
zullen weghelpen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou weghelpen
I would do
zou weghelpen
you would do
zou weghelpen
he/she/it would do
zouden weghelpen
we would do
zouden weghelpen
you all would do
zouden weghelpen
they would do
Subjunctive mood
helpe weg
I do
helpe weg
you do
helpe weg
he/she/it do
helpe weg
we do
helpe weg
you all do
helpe weg
they do
Past perfect tense
had weggeholpen
I had done
had weggeholpen
you had done
had weggeholpen
he/she/it had done
hadden weggeholpen
we had done
hadden weggeholpen
you all had done
hadden weggeholpen
they had done
Future perf.
zal weggeholpen hebben
I will have done
zal weggeholpen hebben
you will have done
zal weggeholpen hebben
he/she/it will have done
zullen weggeholpen hebben
we will have done
zullen weggeholpen hebben
you all will have done
zullen weggeholpen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou weggeholpen hebben
I would have done
zou weggeholpen hebben
you would have done
zou weggeholpen hebben
he/she/it would have done
zouden weggeholpen hebben
we would have done
zouden weggeholpen hebben
you all would have done
zouden weggeholpen hebben
they would have done
Present bijzin tense
weghelp
I do
weghelpt
you do
weghelpt
he/she/it does
weghelpen
we do
weghelpen
you all do
weghelpen
they do
Past bijzin tense
weghielp
I did
weghielp
you did
weghielp
he/she/it did
weghielpen
we did
weghielpen
you all did
weghielpen
they did
Future bijzin tense
zal weghelpen
I will do
zult weghelpen
you will do
zal weghelpen
he/she/it will do
zullen weghelpen
we will do
zullen weghelpen
you all will do
zullen weghelpen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou weghelpen
I would do
zou weghelpen
you would do
zou weghelpen
he/she/it would do
zouden weghelpen
we would do
zouden weghelpen
you all would do
zouden weghelpen
they would do
Subjunctive bijzin mood
weghelpe
I do
weghelpe
you do
weghelpe
he/she/it do
weghelpe
we do
weghelpe
you all do
weghelpe
they do
Du
Ihr
Imperative mood
help weg
do
helpt weg
do

Examples of weghelpen

Example in DutchTranslation in English
Ik geef je de helft als je me helpt weg te komen van hier.And I'll give you half if you help me get out of this dorm! Right.
Ik kon niet weg, maar ik kon jou wel helpen weg te komen.If I couldn't leave, the least I could do is help you get out.
Wacht u even, Travis terwijl ik deze zuiplap weghelp.Light there and rest easy, Travis, while l bed down this buck.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?