Vrijspreken (to acquit) conjugation

Dutch
16 examples

Conjugation of vrijspreken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spreek vrij
I acquit
spreekt vrij
you acquit
spreekt vrij
he/she/it acquits
spreken vrij
we acquit
spreken vrij
you all acquit
spreken vrij
they acquit
Present perfect tense
heb vrijgesproken
I have acquitted
hebt vrijgesproken
you have acquitted
heeft vrijgesproken
he/she/it has acquitted
hebben vrijgesproken
we have acquitted
hebben vrijgesproken
you all have acquitted
hebben vrijgesproken
they have acquitted
Past tense
sprak vrij
I acquitted
sprak vrij
you acquitted
sprak vrij
he/she/it acquitted
spraken vrij
we acquitted
spraken vrij
you all acquitted
spraken vrij
they acquitted
Future tense
zal vrijspreken
I will acquit
zult vrijspreken
you will acquit
zal vrijspreken
he/she/it will acquit
zullen vrijspreken
we will acquit
zullen vrijspreken
you all will acquit
zullen vrijspreken
they will acquit
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vrijspreken
I would acquit
zou vrijspreken
you would acquit
zou vrijspreken
he/she/it would acquit
zouden vrijspreken
we would acquit
zouden vrijspreken
you all would acquit
zouden vrijspreken
they would acquit
Subjunctive mood
spreke vrij
I acquit
spreke vrij
you acquit
spreke vrij
he/she/it acquit
spreke vrij
we acquit
spreke vrij
you all acquit
spreke vrij
they acquit
Past perfect tense
had vrijgesproken
I had acquitted
had vrijgesproken
you had acquitted
had vrijgesproken
he/she/it had acquitted
hadden vrijgesproken
we had acquitted
hadden vrijgesproken
you all had acquitted
hadden vrijgesproken
they had acquitted
Future perf.
zal vrijgesproken hebben
I will have acquitted
zal vrijgesproken hebben
you will have acquitted
zal vrijgesproken hebben
he/she/it will have acquitted
zullen vrijgesproken hebben
we will have acquitted
zullen vrijgesproken hebben
you all will have acquitted
zullen vrijgesproken hebben
they will have acquitted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vrijgesproken hebben
I would have acquitted
zou vrijgesproken hebben
you would have acquitted
zou vrijgesproken hebben
he/she/it would have acquitted
zouden vrijgesproken hebben
we would have acquitted
zouden vrijgesproken hebben
you all would have acquitted
zouden vrijgesproken hebben
they would have acquitted
Present bijzin tense
vrijspreek
I acquit
vrijspreekt
you acquit
vrijspreekt
he/she/it acquits
vrijspreken
we acquit
vrijspreken
you all acquit
vrijspreken
they acquit
Past bijzin tense
vrijsprak
I acquitted
vrijsprak
you acquitted
vrijsprak
he/she/it acquitted
vrijspraken
we acquitted
vrijspraken
you all acquitted
vrijspraken
they acquitted
Future bijzin tense
zal vrijspreken
I will acquit
zult vrijspreken
you will acquit
zal vrijspreken
he/she/it will acquit
zullen vrijspreken
we will acquit
zullen vrijspreken
you all will acquit
zullen vrijspreken
they will acquit
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vrijspreken
I would acquit
zou vrijspreken
you would acquit
zou vrijspreken
he/she/it would acquit
zouden vrijspreken
we would acquit
zouden vrijspreken
you all would acquit
zouden vrijspreken
they would acquit
Subjunctive bijzin mood
vrijspreke
I acquit
vrijspreke
you acquit
vrijspreke
he/she/it acquit
vrijspreke
we acquit
vrijspreke
you all acquit
vrijspreke
they acquit
Du
Ihr
Imperative mood
spreek vrij
acquit
spreekt vrij
acquit

Examples of vrijspreken

Example in DutchTranslation in English
"Als u enige twijfel heeft, moet u hem vrijspreken."If you have any doubt, "you must acquit him.
- Degene die Nicodemus wilde vrijspreken.– She wanted Nicodemus acquitted.
Als Chewbacca op Endor woont, moet u vrijspreken.If Chewbacca lives on Endor, you must acquit. The defense rests.
Als de percátka niet past, moeten we hem vrijspreken.If the percátka don't fit, we must acquit.
Als de pet past, kan je hem niet vrijspreken.If the hat does fit, you can't acquit.
Je veroordeelt of spreekt vrij, maar in 't openbaar.You have to condemn or acquit. But you are exposed to the world.
"Dharma vrijgesproken"Dharma acquitted
'Als TPB oprichters worden vrijgesproken, is het... een overwinning voor internetvrijheid.'"If TPB founders are acquitted, it's a victory for internet freedom."
- Hij is vrijgesproken, toch?- He is acquitted, right?
- Hoe voelt het om vrijgesproken te zijn voor de moord op junior Thompson en de moordaanslag op Arthur, the Godfather, Thompson?- How does it feel to be acquitted for the murder of Junior Thompson and the assassination on Arthur, the Godfather, Thompson?
- Ik werd vrijgesproken tijdens proces.I was acquitted at trial.
Uit onderzoek blijkt dat de jury eerder vrijspreekt als ze de verdachte, "ik ben onschuldig" hebben horen zeggen. Maar ik zit niet in jouw jury.Research shows that juries more likely will acquit if they've heard the defendant say, "I'm innocent." But I'm not on your jury.
We kunnen niet beweren dat je geen van alle deed, dus, op een dag, dit gaat naar de jury die je misschien vrijspreekt, Loop je hier zelfstandig uit.We can't argue that you didn't do any of that, so, one day, it goes to the jury and maybe they acquit, you walk out of here on your own.
We richten de verdenkingen op hem en creëren genoeg twijfel... zodat de jury Carly en Blake vrijspreekt.Yeah, we throw suspicion his way, create enough doubt, jury acquits both Carly and Blake.
Ben jij de man die ze vrijspraken ?Are you the man they acquitted?
Je denkt toch niet dat ze je zonder wat aandringen vrijspraken?You didn't think that jury acquitted you without a little persuasion?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

voorttobben
continue tubs
vooruitbetalen
pay in advance
vrezen
fear
vrijkomen
release
vrijlopen
do
vrijpleiten
exculpate
vrijstaan
be free
wachtlopen
do
walmen
smoke
walsen
roll

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'acquit':

None found.
Learning languages?