Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Vrijpleiten (to exculpate) conjugation

Dutch

Conjugation of vrijpleiten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pleit vrij
I exculpate
pleit vrij
you exculpate
pleit vrij
he/she/it exculpates
pleiten vrij
we exculpate
pleiten vrij
you all exculpate
pleiten vrij
they exculpate
Present perfect tense
heb vrijgepleit
I have exculpated
hebt vrijgepleit
you have exculpated
heeft vrijgepleit
he/she/it has exculpated
hebben vrijgepleit
we have exculpated
hebben vrijgepleit
you all have exculpated
hebben vrijgepleit
they have exculpated
Past tense
pleitte vrij
I exculpated
pleitte vrij
you exculpated
pleitte vrij
he/she/it exculpated
pleitten vrij
we exculpated
pleitten vrij
you all exculpated
pleitten vrij
they exculpated
Future tense
zal vrijpleiten
I will exculpate
zult vrijpleiten
you will exculpate
zal vrijpleiten
he/she/it will exculpate
zullen vrijpleiten
we will exculpate
zullen vrijpleiten
you all will exculpate
zullen vrijpleiten
they will exculpate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vrijpleiten
I would exculpate
zou vrijpleiten
you would exculpate
zou vrijpleiten
he/she/it would exculpate
zouden vrijpleiten
we would exculpate
zouden vrijpleiten
you all would exculpate
zouden vrijpleiten
they would exculpate
Subjunctive mood
pleite vrij
I exculpate
pleite vrij
you exculpate
pleite vrij
he/she/it exculpate
pleite vrij
we exculpate
pleite vrij
you all exculpate
pleite vrij
they exculpate
Past perfect tense
had vrijgepleit
I had exculpated
had vrijgepleit
you had exculpated
had vrijgepleit
he/she/it had exculpated
hadden vrijgepleit
we had exculpated
hadden vrijgepleit
you all had exculpated
hadden vrijgepleit
they had exculpated
Future perf.
zal vrijgepleit hebben
I will have exculpated
zal vrijgepleit hebben
you will have exculpated
zal vrijgepleit hebben
he/she/it will have exculpated
zullen vrijgepleit hebben
we will have exculpated
zullen vrijgepleit hebben
you all will have exculpated
zullen vrijgepleit hebben
they will have exculpated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vrijgepleit hebben
I would have exculpated
zou vrijgepleit hebben
you would have exculpated
zou vrijgepleit hebben
he/she/it would have exculpated
zouden vrijgepleit hebben
we would have exculpated
zouden vrijgepleit hebben
you all would have exculpated
zouden vrijgepleit hebben
they would have exculpated
Present bijzin tense
vrijpleit
I exculpate
vrijpleit
you exculpate
vrijpleit
he/she/it exculpates
vrijpleiten
we exculpate
vrijpleiten
you all exculpate
vrijpleiten
they exculpate
Past bijzin tense
vrijpleitte
I exculpated
vrijpleitte
you exculpated
vrijpleitte
he/she/it exculpated
vrijpleitten
we exculpated
vrijpleitten
you all exculpated
vrijpleitten
they exculpated
Future bijzin tense
zal vrijpleiten
I will exculpate
zult vrijpleiten
you will exculpate
zal vrijpleiten
he/she/it will exculpate
zullen vrijpleiten
we will exculpate
zullen vrijpleiten
you all will exculpate
zullen vrijpleiten
they will exculpate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vrijpleiten
I would exculpate
zou vrijpleiten
you would exculpate
zou vrijpleiten
he/she/it would exculpate
zouden vrijpleiten
we would exculpate
zouden vrijpleiten
you all would exculpate
zouden vrijpleiten
they would exculpate
Subjunctive bijzin mood
vrijpleite
I exculpate
vrijpleite
you exculpate
vrijpleite
he/she/it exculpate
vrijpleite
we exculpate
vrijpleite
you all exculpate
vrijpleite
they exculpate
Du
Ihr
Imperative mood
pleit vrij
exculpate
pleit vrij
exculpate

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

voorsmijten
hurl
vorderen
progress
vorsen
do
vrijgeven
release
vrijhouden
keep free
vrijmaken
release
vrijspreken
acquit
vrijvechten
free fight
waarschuwen
warn
waken
watch

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'exculpate':

None found.