Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

vooruitzetten

to accelerate

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of vooruitzetten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zet vooruit
I accelerate
zet vooruit
you accelerate
zet vooruit
he/she/it accelerates
zetten vooruit
we accelerate
zetten vooruit
you all accelerate
zetten vooruit
they accelerate
Present perfect tense
heb vooruitgezet
I have accelerated
hebt vooruitgezet
you have accelerated
heeft vooruitgezet
he/she/it has accelerated
hebben vooruitgezet
we have accelerated
hebben vooruitgezet
you all have accelerated
hebben vooruitgezet
they have accelerated
Past tense
zette vooruit
I accelerated
zette vooruit
you accelerated
zette vooruit
he/she/it accelerated
zetten vooruit
we accelerated
zetten vooruit
you all accelerated
zetten vooruit
they accelerated
Future tense
zal vooruitzetten
I will accelerate
zult vooruitzetten
you will accelerate
zal vooruitzetten
he/she/it will accelerate
zullen vooruitzetten
we will accelerate
zullen vooruitzetten
you all will accelerate
zullen vooruitzetten
they will accelerate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vooruitzetten
I would accelerate
zou vooruitzetten
you would accelerate
zou vooruitzetten
he/she/it would accelerate
zouden vooruitzetten
we would accelerate
zouden vooruitzetten
you all would accelerate
zouden vooruitzetten
they would accelerate
Subjunctive mood
zette vooruit
I accelerate
zette vooruit
you accelerate
zette vooruit
he/she/it accelerate
zette vooruit
we accelerate
zette vooruit
you all accelerate
zette vooruit
they accelerate
Past perfect tense
had vooruitgezet
I had accelerated
had vooruitgezet
you had accelerated
had vooruitgezet
he/she/it had accelerated
hadden vooruitgezet
we had accelerated
hadden vooruitgezet
you all had accelerated
hadden vooruitgezet
they had accelerated
Future perf.
zal vooruitgezet hebben
I will have accelerated
zal vooruitgezet hebben
you will have accelerated
zal vooruitgezet hebben
he/she/it will have accelerated
zullen vooruitgezet hebben
we will have accelerated
zullen vooruitgezet hebben
you all will have accelerated
zullen vooruitgezet hebben
they will have accelerated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vooruitgezet hebben
I would have accelerated
zou vooruitgezet hebben
you would have accelerated
zou vooruitgezet hebben
he/she/it would have accelerated
zouden vooruitgezet hebben
we would have accelerated
zouden vooruitgezet hebben
you all would have accelerated
zouden vooruitgezet hebben
they would have accelerated
Present bijzin tense
vooruitzet
I accelerate
vooruitzet
you accelerate
vooruitzet
he/she/it accelerates
vooruitzetten
we accelerate
vooruitzetten
you all accelerate
vooruitzetten
they accelerate
Past bijzin tense
vooruitzette
I accelerated
vooruitzette
you accelerated
vooruitzette
he/she/it accelerated
vooruitzetten
we accelerated
vooruitzetten
you all accelerated
vooruitzetten
they accelerated
Future bijzin tense
zal vooruitzetten
I will accelerate
zult vooruitzetten
you will accelerate
zal vooruitzetten
he/she/it will accelerate
zullen vooruitzetten
we will accelerate
zullen vooruitzetten
you all will accelerate
zullen vooruitzetten
they will accelerate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vooruitzetten
I would accelerate
zou vooruitzetten
you would accelerate
zou vooruitzetten
he/she/it would accelerate
zouden vooruitzetten
we would accelerate
zouden vooruitzetten
you all would accelerate
zouden vooruitzetten
they would accelerate
Subjunctive bijzin mood
vooruitzette
I accelerate
vooruitzette
you accelerate
vooruitzette
he/she/it accelerate
vooruitzette
we accelerate
vooruitzette
you all accelerate
vooruitzette
they accelerate
Du
Ihr
Imperative mood
zet vooruit
accelerate
zet vooruit
accelerate

Further details about this page

LOCATION