Vooruitbetalen (to pay in advance) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of vooruitbetalen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
betaal vooruit
I pay in advance
betaalt vooruit
you pay in advance
betaalt vooruit
he/she/it pays in advance
betalen vooruit
we pay in advance
betalen vooruit
you all pay in advance
betalen vooruit
they pay in advance
Present perfect tense
heb vooruitbetaald
I have paid in advance
hebt vooruitbetaald
you have paid in advance
heeft vooruitbetaald
he/she/it has paid in advance
hebben vooruitbetaald
we have paid in advance
hebben vooruitbetaald
you all have paid in advance
hebben vooruitbetaald
they have paid in advance
Past tense
betaalde vooruit
I paid in advance
betaalde vooruit
you paid in advance
betaalde vooruit
he/she/it paid in advance
betaalden vooruit
we paid in advance
betaalden vooruit
you all paid in advance
betaalden vooruit
they paid in advance
Future tense
zal vooruitbetalen
I will pay in advance
zult vooruitbetalen
you will pay in advance
zal vooruitbetalen
he/she/it will pay in advance
zullen vooruitbetalen
we will pay in advance
zullen vooruitbetalen
you all will pay in advance
zullen vooruitbetalen
they will pay in advance
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vooruitbetalen
I would pay in advance
zou vooruitbetalen
you would pay in advance
zou vooruitbetalen
he/she/it would pay in advance
zouden vooruitbetalen
we would pay in advance
zouden vooruitbetalen
you all would pay in advance
zouden vooruitbetalen
they would pay in advance
Subjunctive mood
betale vooruit
I pay in advance
betale vooruit
you pay in advance
betale vooruit
he/she/it pay in advance
betale vooruit
we pay in advance
betale vooruit
you all pay in advance
betale vooruit
they pay in advance
Past perfect tense
had vooruitbetaald
I had paid in advance
had vooruitbetaald
you had paid in advance
had vooruitbetaald
he/she/it had paid in advance
hadden vooruitbetaald
we had paid in advance
hadden vooruitbetaald
you all had paid in advance
hadden vooruitbetaald
they had paid in advance
Future perf.
zal vooruitbetaald hebben
I will have paid in advance
zal vooruitbetaald hebben
you will have paid in advance
zal vooruitbetaald hebben
he/she/it will have paid in advance
zullen vooruitbetaald hebben
we will have paid in advance
zullen vooruitbetaald hebben
you all will have paid in advance
zullen vooruitbetaald hebben
they will have paid in advance
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vooruitbetaald hebben
I would have paid in advance
zou vooruitbetaald hebben
you would have paid in advance
zou vooruitbetaald hebben
he/she/it would have paid in advance
zouden vooruitbetaald hebben
we would have paid in advance
zouden vooruitbetaald hebben
you all would have paid in advance
zouden vooruitbetaald hebben
they would have paid in advance
Present bijzin tense
vooruitbetaal
I pay in advance
vooruitbetaalt
you pay in advance
vooruitbetaalt
he/she/it pays in advance
vooruitbetalen
we pay in advance
vooruitbetalen
you all pay in advance
vooruitbetalen
they pay in advance
Past bijzin tense
vooruitbetaalde
I paid in advance
vooruitbetaalde
you paid in advance
vooruitbetaalde
he/she/it paid in advance
vooruitbetaalden
we paid in advance
vooruitbetaalden
you all paid in advance
vooruitbetaalden
they paid in advance
Future bijzin tense
zal vooruitbetalen
I will pay in advance
zult vooruitbetalen
you will pay in advance
zal vooruitbetalen
he/she/it will pay in advance
zullen vooruitbetalen
we will pay in advance
zullen vooruitbetalen
you all will pay in advance
zullen vooruitbetalen
they will pay in advance
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vooruitbetalen
I would pay in advance
zou vooruitbetalen
you would pay in advance
zou vooruitbetalen
he/she/it would pay in advance
zouden vooruitbetalen
we would pay in advance
zouden vooruitbetalen
you all would pay in advance
zouden vooruitbetalen
they would pay in advance
Subjunctive bijzin mood
vooruitbetale
I pay in advance
vooruitbetale
you pay in advance
vooruitbetale
he/she/it pay in advance
vooruitbetale
we pay in advance
vooruitbetale
you all pay in advance
vooruitbetale
they pay in advance
Du
Ihr
Imperative mood
betaal vooruit
pay in advance
betaalt vooruit
pay in advance

Examples of vooruitbetalen

Example in DutchTranslation in English
- Ik betaal vooruit.l'll pay in advance. Oh.
Ik betaal vooruit en ik laat m'n zakken liggen.I'll pay in advance and even leave my knapsack.
Ik betaal vooruit.I pay in advance.
Je betaalt vooruit.You pay in advance.
En we betalen vooruit.And we pay in advance.
Ik hoop dat je vooruitbetaald bent.Well, I hope you get paid in advance.
Op dezelfde dag krijgt ze een huis in Zuid Londen, een jaar huur vooruitbetaald.Booked two days ago. The same day, she gets a house in south London - a year's rent paid in advance.
Twintig kamers, vooruitbetaald.20 rooms, paid in advance. - Thank you.
Ze hebben allebei vooruitbetaald, contant.They both prepaid in advance, cash.
Hij betaalde vooruit, en hij had geen dieren.He paid in advance, and he didn't have pets.
Ze wilden maximaal drie dagen per week en betaalden vooruit.They're set up three days per week max and paid in advance.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pay in advance':

None found.
Learning languages?