Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

vooropzetten

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of vooropzetten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zet voorop
I do
zet voorop
you do
zet voorop
he/she/it does
zetten voorop
we do
zetten voorop
you all do
zetten voorop
they do
Present perfect tense
heb vooropgezet
I have done
hebt vooropgezet
you have done
heeft vooropgezet
he/she/it has done
hebben vooropgezet
we have done
hebben vooropgezet
you all have done
hebben vooropgezet
they have done
Past tense
zette voorop
I did
zette voorop
you did
zette voorop
he/she/it did
zetten voorop
we did
zetten voorop
you all did
zetten voorop
they did
Future tense
zal vooropzetten
I will do
zult vooropzetten
you will do
zal vooropzetten
he/she/it will do
zullen vooropzetten
we will do
zullen vooropzetten
you all will do
zullen vooropzetten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vooropzetten
I would do
zou vooropzetten
you would do
zou vooropzetten
he/she/it would do
zouden vooropzetten
we would do
zouden vooropzetten
you all would do
zouden vooropzetten
they would do
Subjunctive mood
zette voorop
I do
zette voorop
you do
zette voorop
he/she/it do
zette voorop
we do
zette voorop
you all do
zette voorop
they do
Past perfect tense
had vooropgezet
I had done
had vooropgezet
you had done
had vooropgezet
he/she/it had done
hadden vooropgezet
we had done
hadden vooropgezet
you all had done
hadden vooropgezet
they had done
Future perf.
zal vooropgezet hebben
I will have done
zal vooropgezet hebben
you will have done
zal vooropgezet hebben
he/she/it will have done
zullen vooropgezet hebben
we will have done
zullen vooropgezet hebben
you all will have done
zullen vooropgezet hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vooropgezet hebben
I would have done
zou vooropgezet hebben
you would have done
zou vooropgezet hebben
he/she/it would have done
zouden vooropgezet hebben
we would have done
zouden vooropgezet hebben
you all would have done
zouden vooropgezet hebben
they would have done
Present bijzin tense
vooropzet
I do
vooropzet
you do
vooropzet
he/she/it does
vooropzetten
we do
vooropzetten
you all do
vooropzetten
they do
Past bijzin tense
vooropzette
I did
vooropzette
you did
vooropzette
he/she/it did
vooropzetten
we did
vooropzetten
you all did
vooropzetten
they did
Future bijzin tense
zal vooropzetten
I will do
zult vooropzetten
you will do
zal vooropzetten
he/she/it will do
zullen vooropzetten
we will do
zullen vooropzetten
you all will do
zullen vooropzetten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vooropzetten
I would do
zou vooropzetten
you would do
zou vooropzetten
he/she/it would do
zouden vooropzetten
we would do
zouden vooropzetten
you all would do
zouden vooropzetten
they would do
Subjunctive bijzin mood
vooropzette
I do
vooropzette
you do
vooropzette
he/she/it do
vooropzette
we do
vooropzette
you all do
vooropzette
they do
Du
Ihr
Imperative mood
zet voorop
do
zet voorop
do

Further details about this page

LOCATION