Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Vooronderstellen (to presuppose) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of vooronderstellen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vooronderstel
I presuppose
vooronderstelt
you presuppose
vooronderstelt
he/she/it presupposes
vooronderstellen
we presuppose
vooronderstellen
you all presuppose
vooronderstellen
they presuppose
Present perfect tense
heb voorondersteld
I have presupposed
hebt voorondersteld
you have presupposed
heeft voorondersteld
he/she/it has presupposed
hebben voorondersteld
we have presupposed
hebben voorondersteld
you all have presupposed
hebben voorondersteld
they have presupposed
Past tense
vooronderstelde
I presupposed
vooronderstelde
you presupposed
vooronderstelde
he/she/it presupposed
vooronderstelden
we presupposed
vooronderstelden
you all presupposed
vooronderstelden
they presupposed
Future tense
zal vooronderstellen
I will presuppose
zult vooronderstellen
you will presuppose
zal vooronderstellen
he/she/it will presuppose
zullen vooronderstellen
we will presuppose
zullen vooronderstellen
you all will presuppose
zullen vooronderstellen
they will presuppose
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vooronderstellen
I would presuppose
zou vooronderstellen
you would presuppose
zou vooronderstellen
he/she/it would presuppose
zouden vooronderstellen
we would presuppose
zouden vooronderstellen
you all would presuppose
zouden vooronderstellen
they would presuppose
Subjunctive mood
vooronderstelle
I presuppose
vooronderstelle
you presuppose
vooronderstelle
he/she/it presuppose
vooronderstelle
we presuppose
vooronderstelle
you all presuppose
vooronderstelle
they presuppose
Past perfect tense
had voorondersteld
I had presupposed
had voorondersteld
you had presupposed
had voorondersteld
he/she/it had presupposed
hadden voorondersteld
we had presupposed
hadden voorondersteld
you all had presupposed
hadden voorondersteld
they had presupposed
Future perf.
zal voorondersteld hebben
I will have presupposed
zal voorondersteld hebben
you will have presupposed
zal voorondersteld hebben
he/she/it will have presupposed
zullen voorondersteld hebben
we will have presupposed
zullen voorondersteld hebben
you all will have presupposed
zullen voorondersteld hebben
they will have presupposed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou voorondersteld hebben
I would have presupposed
zou voorondersteld hebben
you would have presupposed
zou voorondersteld hebben
he/she/it would have presupposed
zouden voorondersteld hebben
we would have presupposed
zouden voorondersteld hebben
you all would have presupposed
zouden voorondersteld hebben
they would have presupposed
Du
Ihr
Imperative mood
vooronderstel
presuppose
vooronderstelt
presuppose

Examples of vooronderstellen

Example in DutchTranslation in English
Ik bedoel, de voorstelling van God vooronderstelt Zijn bestaan.I mean, the idea of God presupposes the existence of God.
'Het is niet alleen een kwestie van privé bezit' dat wordt 'voorondersteld'.he's saying that 'it is not only a question of private property...' That's all now 'presupposed'

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

vitten
do
voorbijgaan
pass
voorbijkomen
come by
voordragen
recite
voorleggen
serve
voormeten
do
voornemen
intend
vooropgaan
go up
voorproeven
do
voorsnijden
carve

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'presuppose':

None found.