Voorbijzien (to overlook) conjugation

Dutch

Conjugation of voorbijzien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zie voorbij
I overlook
ziet voorbij
you overlook
ziet voorbij
he/she/it overlooks
zien voorbij
we overlook
zien voorbij
you all overlook
zien voorbij
they overlook
Present perfect tense
heb voorbijgezien
I have overlooked
hebt voorbijgezien
you have overlooked
heeft voorbijgezien
he/she/it has overlooked
hebben voorbijgezien
we have overlooked
hebben voorbijgezien
you all have overlooked
hebben voorbijgezien
they have overlooked
Past tense
zag voorbij
I overlooked
zag voorbij
you overlooked
zag voorbij
he/she/it overlooked
zagen voorbij
we overlooked
zagen voorbij
you all overlooked
zagen voorbij
they overlooked
Future tense
zal voorbijzien
I will overlook
zult voorbijzien
you will overlook
zal voorbijzien
he/she/it will overlook
zullen voorbijzien
we will overlook
zullen voorbijzien
you all will overlook
zullen voorbijzien
they will overlook
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou voorbijzien
I would overlook
zou voorbijzien
you would overlook
zou voorbijzien
he/she/it would overlook
zouden voorbijzien
we would overlook
zouden voorbijzien
you all would overlook
zouden voorbijzien
they would overlook
Subjunctive mood
zie voorbij
I overlook
zie voorbij
you overlook
zie voorbij
he/she/it overlook
zie voorbij
we overlook
zie voorbij
you all overlook
zie voorbij
they overlook
Past perfect tense
had voorbijgezien
I had overlooked
had voorbijgezien
you had overlooked
had voorbijgezien
he/she/it had overlooked
hadden voorbijgezien
we had overlooked
hadden voorbijgezien
you all had overlooked
hadden voorbijgezien
they had overlooked
Future perf.
zal voorbijgezien hebben
I will have overlooked
zal voorbijgezien hebben
you will have overlooked
zal voorbijgezien hebben
he/she/it will have overlooked
zullen voorbijgezien hebben
we will have overlooked
zullen voorbijgezien hebben
you all will have overlooked
zullen voorbijgezien hebben
they will have overlooked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou voorbijgezien hebben
I would have overlooked
zou voorbijgezien hebben
you would have overlooked
zou voorbijgezien hebben
he/she/it would have overlooked
zouden voorbijgezien hebben
we would have overlooked
zouden voorbijgezien hebben
you all would have overlooked
zouden voorbijgezien hebben
they would have overlooked
Present bijzin tense
voorbijzie
I overlook
voorbijziet
you overlook
voorbijziet
he/she/it overlooks
voorbijzien
we overlook
voorbijzien
you all overlook
voorbijzien
they overlook
Past bijzin tense
voorbijzag
I overlooked
voorbijzag
you overlooked
voorbijzag
he/she/it overlooked
voorbijzagen
we overlooked
voorbijzagen
you all overlooked
voorbijzagen
they overlooked
Future bijzin tense
zal voorbijzien
I will overlook
zult voorbijzien
you will overlook
zal voorbijzien
he/she/it will overlook
zullen voorbijzien
we will overlook
zullen voorbijzien
you all will overlook
zullen voorbijzien
they will overlook
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou voorbijzien
I would overlook
zou voorbijzien
you would overlook
zou voorbijzien
he/she/it would overlook
zouden voorbijzien
we would overlook
zouden voorbijzien
you all would overlook
zouden voorbijzien
they would overlook
Subjunctive bijzin mood
voorbijzie
I overlook
voorbijzie
you overlook
voorbijzie
he/she/it overlook
voorbijzie
we overlook
voorbijzie
you all overlook
voorbijzie
they overlook
Du
Ihr
Imperative mood
zie voorbij
overlook
ziet voorbij
overlook

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'overlook':

None found.
Learning languages?