Volplakken (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of volplakken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
plak vol
I do
plakt vol
you do
plakt vol
he/she/it does
plakken vol
we do
plakken vol
you all do
plakken vol
they do
Present perfect tense
heb volgeplakt
I have done
hebt volgeplakt
you have done
heeft volgeplakt
he/she/it has done
hebben volgeplakt
we have done
hebben volgeplakt
you all have done
hebben volgeplakt
they have done
Past tense
plakte vol
I did
plakte vol
you did
plakte vol
he/she/it did
plakten vol
we did
plakten vol
you all did
plakten vol
they did
Future tense
zal volplakken
I will do
zult volplakken
you will do
zal volplakken
he/she/it will do
zullen volplakken
we will do
zullen volplakken
you all will do
zullen volplakken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou volplakken
I would do
zou volplakken
you would do
zou volplakken
he/she/it would do
zouden volplakken
we would do
zouden volplakken
you all would do
zouden volplakken
they would do
Subjunctive mood
plakke vol
I do
plakke vol
you do
plakke vol
he/she/it do
plakke vol
we do
plakke vol
you all do
plakke vol
they do
Past perfect tense
had volgeplakt
I had done
had volgeplakt
you had done
had volgeplakt
he/she/it had done
hadden volgeplakt
we had done
hadden volgeplakt
you all had done
hadden volgeplakt
they had done
Future perf.
zal volgeplakt hebben
I will have done
zal volgeplakt hebben
you will have done
zal volgeplakt hebben
he/she/it will have done
zullen volgeplakt hebben
we will have done
zullen volgeplakt hebben
you all will have done
zullen volgeplakt hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou volgeplakt hebben
I would have done
zou volgeplakt hebben
you would have done
zou volgeplakt hebben
he/she/it would have done
zouden volgeplakt hebben
we would have done
zouden volgeplakt hebben
you all would have done
zouden volgeplakt hebben
they would have done
Present bijzin tense
volplak
I do
volplakt
you do
volplakt
he/she/it does
volplakken
we do
volplakken
you all do
volplakken
they do
Past bijzin tense
volplakte
I did
volplakte
you did
volplakte
he/she/it did
volplakten
we did
volplakten
you all did
volplakten
they did
Future bijzin tense
zal volplakken
I will do
zult volplakken
you will do
zal volplakken
he/she/it will do
zullen volplakken
we will do
zullen volplakken
you all will do
zullen volplakken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou volplakken
I would do
zou volplakken
you would do
zou volplakken
he/she/it would do
zouden volplakken
we would do
zouden volplakken
you all would do
zouden volplakken
they would do
Subjunctive bijzin mood
volplakke
I do
volplakke
you do
volplakke
he/she/it do
volplakke
we do
volplakke
you all do
volplakke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
plak vol
do
plakt vol
do

Examples of volplakken

Example in DutchTranslation in English
M'n ramen volplakken...Cover the windows with Seaborn posters.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

verzwinden
do
visiteren
inspect
vlechtbenen
braid legs
volladen
do
volmachtigen
authorize
volpompen
overload
voltanken
refuel
volzetten
do
vonnissen
sentence
voorbijtrekken
pass

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?