Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Verflensen (to wither) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
verflens
verflenst
verflenst
verflensen
verflensen
verflensen
Present perfect tense
heb verflenst
hebt verflenst
heeft verflenst
hebben verflenst
hebben verflenst
hebben verflenst
Past tense
verflenste
verflenste
verflenste
verflensten
verflensten
verflensten
Future tense
zal verflensen
zult verflensen
zal verflensen
zullen verflensen
zullen verflensen
zullen verflensen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou verflensen
zou verflensen
zou verflensen
zouden verflensen
zouden verflensen
zouden verflensen
Subjunctive mood
verflense
verflense
verflense
verflense
verflense
verflense
Past perfect tense
had verflenst
had verflenst
had verflenst
hadden verflenst
hadden verflenst
hadden verflenst
Future perf.
zal verflenst hebben
zal verflenst hebben
zal verflenst hebben
zullen verflenst hebben
zullen verflenst hebben
zullen verflenst hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou verflenst hebben
zou verflenst hebben
zou verflenst hebben
zouden verflenst hebben
zouden verflenst hebben
zouden verflenst hebben
Du
Ihr
Imperative mood
verflens
verflenst

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

verfransen
beautify
verslensen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

verdoen
waste
verdutten
do
veren
do
verenigen
unite
verflauwen
slacken
verfoeien
detest
verfrommelen
crumple up
verfronselen
do
vergasten
treat
vergelen
become yellow

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'wither':

None found.