Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Verantwoorden (to anchor) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
verantwoord
verantwoordt
verantwoordt
verantwoorden
verantwoorden
verantwoorden
Present perfect tense
heb verantwoord
hebt verantwoord
heeft verantwoord
hebben verantwoord
hebben verantwoord
hebben verantwoord
Past tense
verantwoordde
verantwoordde
verantwoordde
verantwoordden
verantwoordden
verantwoordden
Future tense
zal verantwoorden
zult verantwoorden
zal verantwoorden
zullen verantwoorden
zullen verantwoorden
zullen verantwoorden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou verantwoorden
zou verantwoorden
zou verantwoorden
zouden verantwoorden
zouden verantwoorden
zouden verantwoorden
Subjunctive mood
verantwoorde
verantwoorde
verantwoorde
verantwoorde
verantwoorde
verantwoorde
Past perfect tense
had verantwoord
had verantwoord
had verantwoord
hadden verantwoord
hadden verantwoord
hadden verantwoord
Future perf.
zal verantwoord hebben
zal verantwoord hebben
zal verantwoord hebben
zullen verantwoord hebben
zullen verantwoord hebben
zullen verantwoord hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou verantwoord hebben
zou verantwoord hebben
zou verantwoord hebben
zouden verantwoord hebben
zouden verantwoord hebben
zouden verantwoord hebben
Du
Ihr
Imperative mood
verantwoord
verantwoordt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

vagebonderen
tramp down
vastknopen
tie
vastspijkeren
spike
velen
abide
vellen
fell
verankeren
anchor
verarmen
impoverish
verbaliseren
do
verbasteren
bribe
verbeuren
confiscate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'anchor':

None found.