Verantwoorden (to anchor) conjugation

Dutch

Conjugation of verantwoorden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
verantwoord
I anchor
verantwoordt
you anchor
verantwoordt
he/she/it anchors
verantwoorden
we anchor
verantwoorden
you all anchor
verantwoorden
they anchor
Present perfect tense
heb verantwoord
I have anchored
hebt verantwoord
you have anchored
heeft verantwoord
he/she/it has anchored
hebben verantwoord
we have anchored
hebben verantwoord
you all have anchored
hebben verantwoord
they have anchored
Past tense
verantwoordde
I anchored
verantwoordde
you anchored
verantwoordde
he/she/it anchored
verantwoordden
we anchored
verantwoordden
you all anchored
verantwoordden
they anchored
Future tense
zal verantwoorden
I will anchor
zult verantwoorden
you will anchor
zal verantwoorden
he/she/it will anchor
zullen verantwoorden
we will anchor
zullen verantwoorden
you all will anchor
zullen verantwoorden
they will anchor
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou verantwoorden
I would anchor
zou verantwoorden
you would anchor
zou verantwoorden
he/she/it would anchor
zouden verantwoorden
we would anchor
zouden verantwoorden
you all would anchor
zouden verantwoorden
they would anchor
Subjunctive mood
verantwoorde
I anchor
verantwoorde
you anchor
verantwoorde
he/she/it anchor
verantwoorde
we anchor
verantwoorde
you all anchor
verantwoorde
they anchor
Past perfect tense
had verantwoord
I had anchored
had verantwoord
you had anchored
had verantwoord
he/she/it had anchored
hadden verantwoord
we had anchored
hadden verantwoord
you all had anchored
hadden verantwoord
they had anchored
Future perf.
zal verantwoord hebben
I will have anchored
zal verantwoord hebben
you will have anchored
zal verantwoord hebben
he/she/it will have anchored
zullen verantwoord hebben
we will have anchored
zullen verantwoord hebben
you all will have anchored
zullen verantwoord hebben
they will have anchored
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou verantwoord hebben
I would have anchored
zou verantwoord hebben
you would have anchored
zou verantwoord hebben
he/she/it would have anchored
zouden verantwoord hebben
we would have anchored
zouden verantwoord hebben
you all would have anchored
zouden verantwoord hebben
they would have anchored
Du
Ihr
Imperative mood
verantwoord
anchor
verantwoordt
anchor

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

vagebonderen
tramp down
vastknopen
tie
vastspijkeren
spike
velen
abide
vellen
fell
verankeren
anchor
verarmen
impoverish
verbaliseren
do
verbasteren
bribe
verbeuren
confiscate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'anchor':

None found.
Learning languages?