Vastredeneren (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of vastredeneren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
redeneer vast
I do
redeneert vast
you do
redeneert vast
he/she/it does
redeneren vast
we do
redeneren vast
you all do
redeneren vast
they do
Present perfect tense
heb vastgeredeneerd
I have done
hebt vastgeredeneerd
you have done
heeft vastgeredeneerd
he/she/it has done
hebben vastgeredeneerd
we have done
hebben vastgeredeneerd
you all have done
hebben vastgeredeneerd
they have done
Past tense
redeneerde vast
I did
redeneerde vast
you did
redeneerde vast
he/she/it did
redeneerden vast
we did
redeneerden vast
you all did
redeneerden vast
they did
Future tense
zal vastredeneren
I will do
zult vastredeneren
you will do
zal vastredeneren
he/she/it will do
zullen vastredeneren
we will do
zullen vastredeneren
you all will do
zullen vastredeneren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vastredeneren
I would do
zou vastredeneren
you would do
zou vastredeneren
he/she/it would do
zouden vastredeneren
we would do
zouden vastredeneren
you all would do
zouden vastredeneren
they would do
Subjunctive mood
redenere vast
I do
redenere vast
you do
redenere vast
he/she/it do
redenere vast
we do
redenere vast
you all do
redenere vast
they do
Past perfect tense
had vastgeredeneerd
I had done
had vastgeredeneerd
you had done
had vastgeredeneerd
he/she/it had done
hadden vastgeredeneerd
we had done
hadden vastgeredeneerd
you all had done
hadden vastgeredeneerd
they had done
Future perf.
zal vastgeredeneerd hebben
I will have done
zal vastgeredeneerd hebben
you will have done
zal vastgeredeneerd hebben
he/she/it will have done
zullen vastgeredeneerd hebben
we will have done
zullen vastgeredeneerd hebben
you all will have done
zullen vastgeredeneerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vastgeredeneerd hebben
I would have done
zou vastgeredeneerd hebben
you would have done
zou vastgeredeneerd hebben
he/she/it would have done
zouden vastgeredeneerd hebben
we would have done
zouden vastgeredeneerd hebben
you all would have done
zouden vastgeredeneerd hebben
they would have done
Present bijzin tense
vastredeneer
I do
vastredeneert
you do
vastredeneert
he/she/it does
vastredeneren
we do
vastredeneren
you all do
vastredeneren
they do
Past bijzin tense
vastredeneerde
I did
vastredeneerde
you did
vastredeneerde
he/she/it did
vastredeneerden
we did
vastredeneerden
you all did
vastredeneerden
they did
Future bijzin tense
zal vastredeneren
I will do
zult vastredeneren
you will do
zal vastredeneren
he/she/it will do
zullen vastredeneren
we will do
zullen vastredeneren
you all will do
zullen vastredeneren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vastredeneren
I would do
zou vastredeneren
you would do
zou vastredeneren
he/she/it would do
zouden vastredeneren
we would do
zouden vastredeneren
you all would do
zouden vastredeneren
they would do
Subjunctive bijzin mood
vastredenere
I do
vastredenere
you do
vastredenere
he/she/it do
vastredenere
we do
vastredenere
you all do
vastredenere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
redeneer vast
do
redeneert vast
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?