Vastraken (to do) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of vastraken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
raak vast
I do
raakt vast
you do
raakt vast
he/she/it does
raken vast
we do
raken vast
you all do
raken vast
they do
Present perfect tense
ben vastgeraakt
I have done
bent vastgeraakt
you have done
is vastgeraakt
he/she/it has done
zijn vastgeraakt
we have done
zijn vastgeraakt
you all have done
zijn vastgeraakt
they have done
Past tense
raakte vast
I did
raakte vast
you did
raakte vast
he/she/it did
raakten vast
we did
raakten vast
you all did
raakten vast
they did
Future tense
zal vastraken
I will do
zult vastraken
you will do
zal vastraken
he/she/it will do
zullen vastraken
we will do
zullen vastraken
you all will do
zullen vastraken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vastraken
I would do
zou vastraken
you would do
zou vastraken
he/she/it would do
zouden vastraken
we would do
zouden vastraken
you all would do
zouden vastraken
they would do
Subjunctive mood
rake vast
I do
rake vast
you do
rake vast
he/she/it do
rake vast
we do
rake vast
you all do
rake vast
they do
Past perfect tense
was vastgeraakt
I had done
was vastgeraakt
you had done
was vastgeraakt
he/she/it had done
waren vastgeraakt
we had done
waren vastgeraakt
you all had done
waren vastgeraakt
they had done
Future perf.
zal vastgeraakt zijn
I will have done
zal vastgeraakt zijn
you will have done
zal vastgeraakt zijn
he/she/it will have done
zullen vastgeraakt zijn
we will have done
zullen vastgeraakt zijn
you all will have done
zullen vastgeraakt zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vastgeraakt zijn
I would have done
zou vastgeraakt zijn
you would have done
zou vastgeraakt zijn
he/she/it would have done
zouden vastgeraakt zijn
we would have done
zouden vastgeraakt zijn
you all would have done
zouden vastgeraakt zijn
they would have done
Present bijzin tense
vastraak
I do
vastraakt
you do
vastraakt
he/she/it does
vastraken
we do
vastraken
you all do
vastraken
they do
Past bijzin tense
vastraakte
I did
vastraakte
you did
vastraakte
he/she/it did
vastraakten
we did
vastraakten
you all did
vastraakten
they did
Future bijzin tense
zal vastraken
I will do
zult vastraken
you will do
zal vastraken
he/she/it will do
zullen vastraken
we will do
zullen vastraken
you all will do
zullen vastraken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vastraken
I would do
zou vastraken
you would do
zou vastraken
he/she/it would do
zouden vastraken
we would do
zouden vastraken
you all would do
zouden vastraken
they would do
Subjunctive bijzin mood
vastrake
I do
vastrake
you do
vastrake
he/she/it do
vastrake
we do
vastrake
you all do
vastrake
they do
Du
Ihr
Imperative mood
raak vast
do
raakt vast
do

Examples of vastraken

Example in DutchTranslation in English
Jij krijgt die vest. Ik begrijp niet hoe haar voet in haar stijgbeugel kan vastraken...- I don't see how her foot could've gotten caught in her stirrup...
Dat raakt vast een Overlords oog, nietwaar?I think that would reach an overlord's eye, don't you? Yeah.
De jongen drijft stroomafwaarts, Het wapen zinkt en raakt vast.Kid washes downstream, weapon sinks and gets caught up.
Maar alles raakt vast.But every little thing we do just gets caught.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

vastmaken
jam

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?