Vastklikken (to snap) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of vastklikken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klik vast
I snap
klikt vast
you snap
klikt vast
he/she/it snaps
klikken vast
we snap
klikken vast
you all snap
klikken vast
they snap
Present perfect tense
heb vastgeklikt
I have snapped
hebt vastgeklikt
you have snapped
heeft vastgeklikt
he/she/it has snapped
hebben vastgeklikt
we have snapped
hebben vastgeklikt
you all have snapped
hebben vastgeklikt
they have snapped
Past tense
klikte vast
I snapped
klikte vast
you snapped
klikte vast
he/she/it snapped
klikten vast
we snapped
klikten vast
you all snapped
klikten vast
they snapped
Future tense
zal vastklikken
I will snap
zult vastklikken
you will snap
zal vastklikken
he/she/it will snap
zullen vastklikken
we will snap
zullen vastklikken
you all will snap
zullen vastklikken
they will snap
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vastklikken
I would snap
zou vastklikken
you would snap
zou vastklikken
he/she/it would snap
zouden vastklikken
we would snap
zouden vastklikken
you all would snap
zouden vastklikken
they would snap
Subjunctive mood
klikke vast
I snap
klikke vast
you snap
klikke vast
he/she/it snap
klikke vast
we snap
klikke vast
you all snap
klikke vast
they snap
Past perfect tense
had vastgeklikt
I had snapped
had vastgeklikt
you had snapped
had vastgeklikt
he/she/it had snapped
hadden vastgeklikt
we had snapped
hadden vastgeklikt
you all had snapped
hadden vastgeklikt
they had snapped
Future perf.
zal vastgeklikt hebben
I will have snapped
zal vastgeklikt hebben
you will have snapped
zal vastgeklikt hebben
he/she/it will have snapped
zullen vastgeklikt hebben
we will have snapped
zullen vastgeklikt hebben
you all will have snapped
zullen vastgeklikt hebben
they will have snapped
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vastgeklikt hebben
I would have snapped
zou vastgeklikt hebben
you would have snapped
zou vastgeklikt hebben
he/she/it would have snapped
zouden vastgeklikt hebben
we would have snapped
zouden vastgeklikt hebben
you all would have snapped
zouden vastgeklikt hebben
they would have snapped
Present bijzin tense
vastklik
I snap
vastklikt
you snap
vastklikt
he/she/it snaps
vastklikken
we snap
vastklikken
you all snap
vastklikken
they snap
Past bijzin tense
vastklikte
I snapped
vastklikte
you snapped
vastklikte
he/she/it snapped
vastklikten
we snapped
vastklikten
you all snapped
vastklikten
they snapped
Future bijzin tense
zal vastklikken
I will snap
zult vastklikken
you will snap
zal vastklikken
he/she/it will snap
zullen vastklikken
we will snap
zullen vastklikken
you all will snap
zullen vastklikken
they will snap
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vastklikken
I would snap
zou vastklikken
you would snap
zou vastklikken
he/she/it would snap
zouden vastklikken
we would snap
zouden vastklikken
you all would snap
zouden vastklikken
they would snap
Subjunctive bijzin mood
vastklikke
I snap
vastklikke
you snap
vastklikke
he/she/it snap
vastklikke
we snap
vastklikke
you all snap
vastklikke
they snap
Du
Ihr
Imperative mood
klik vast
snap
klikt vast
snap

Examples of vastklikken

Example in DutchTranslation in English
Duw het zitje naar beneden tot het vastklikt.Push the seat-back tube down until it snaps into place.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

vastklinken
clinch
vastprikken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'snap':

None found.
Learning languages?