Vastklemmen (to clamp) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of vastklemmen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klem vast
I clamp
klemt vast
you clamp
klemt vast
he/she/it clamps
klemmen vast
we clamp
klemmen vast
you all clamp
klemmen vast
they clamp
Present perfect tense
heb vastgeklemd
I have clamped
hebt vastgeklemd
you have clamped
heeft vastgeklemd
he/she/it has clamped
hebben vastgeklemd
we have clamped
hebben vastgeklemd
you all have clamped
hebben vastgeklemd
they have clamped
Past tense
klemde vast
I clamped
klemde vast
you clamped
klemde vast
he/she/it clamped
klemden vast
we clamped
klemden vast
you all clamped
klemden vast
they clamped
Future tense
zal vastklemmen
I will clamp
zult vastklemmen
you will clamp
zal vastklemmen
he/she/it will clamp
zullen vastklemmen
we will clamp
zullen vastklemmen
you all will clamp
zullen vastklemmen
they will clamp
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vastklemmen
I would clamp
zou vastklemmen
you would clamp
zou vastklemmen
he/she/it would clamp
zouden vastklemmen
we would clamp
zouden vastklemmen
you all would clamp
zouden vastklemmen
they would clamp
Subjunctive mood
klemme vast
I clamp
klemme vast
you clamp
klemme vast
he/she/it clamp
klemme vast
we clamp
klemme vast
you all clamp
klemme vast
they clamp
Past perfect tense
had vastgeklemd
I had clamped
had vastgeklemd
you had clamped
had vastgeklemd
he/she/it had clamped
hadden vastgeklemd
we had clamped
hadden vastgeklemd
you all had clamped
hadden vastgeklemd
they had clamped
Future perf.
zal vastgeklemd hebben
I will have clamped
zal vastgeklemd hebben
you will have clamped
zal vastgeklemd hebben
he/she/it will have clamped
zullen vastgeklemd hebben
we will have clamped
zullen vastgeklemd hebben
you all will have clamped
zullen vastgeklemd hebben
they will have clamped
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vastgeklemd hebben
I would have clamped
zou vastgeklemd hebben
you would have clamped
zou vastgeklemd hebben
he/she/it would have clamped
zouden vastgeklemd hebben
we would have clamped
zouden vastgeklemd hebben
you all would have clamped
zouden vastgeklemd hebben
they would have clamped
Present bijzin tense
vastklem
I clamp
vastklemt
you clamp
vastklemt
he/she/it clamps
vastklemmen
we clamp
vastklemmen
you all clamp
vastklemmen
they clamp
Past bijzin tense
vastklemde
I clamped
vastklemde
you clamped
vastklemde
he/she/it clamped
vastklemden
we clamped
vastklemden
you all clamped
vastklemden
they clamped
Future bijzin tense
zal vastklemmen
I will clamp
zult vastklemmen
you will clamp
zal vastklemmen
he/she/it will clamp
zullen vastklemmen
we will clamp
zullen vastklemmen
you all will clamp
zullen vastklemmen
they will clamp
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vastklemmen
I would clamp
zou vastklemmen
you would clamp
zou vastklemmen
he/she/it would clamp
zouden vastklemmen
we would clamp
zouden vastklemmen
you all would clamp
zouden vastklemmen
they would clamp
Subjunctive bijzin mood
vastklemme
I clamp
vastklemme
you clamp
vastklemme
he/she/it clamp
vastklemme
we clamp
vastklemme
you all clamp
vastklemme
they clamp
Du
Ihr
Imperative mood
klem vast
clamp
klemt vast
clamp

Examples of vastklemmen

Example in DutchTranslation in English
Ik moest zijn zijslagader vastklemmen om het te stoppen.I had to clamp his axillary artery to stop it.
En ik begrijp dat ze daar nog steeds voor worden gestraft, en dat je denkt dat ze niet eens gekwalificeerd zijn om een klem vast te houden, Heb je nog een of andere prijs? Bedankt.And I understand they're still being punished for that and that you think they're not even qualified to hold a clamp, so... do you have any prizes like that?
Grey, houd deze klem vast.Grey,hold this clamp.
Hou die klem vast.Grey,hold on to this clamp,please.
Jij houdt de klem vast.Me? Yeah, you're holding the clamp.
Dr. Lin hield de klemmen vast toen ze flauwviel.Dr. Lin was holding clamps when she fainted.
Er was iets aan haar vastgeklemd.Something was clamped onto her.
Ik word vastgeklemd.Getting clamped.
We praten nog 's als er elke vier uur iets aan je borst zat vastgeklemd.Talk after you've had something clamped to your breast every three to four hours.
Voor alles wat we weten, ben jij de reden waar ze zich op vastklemt.For all we know, you're the reason she's clamping down.
Toen ze Charlies hand vastklemde, zat er geen krachtslimiet op.When she clamped down on Charlie's hand, there was no limit to the force of her grip.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'clamp':

None found.
Learning languages?