Vastdraaien (to screw) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of vastdraaien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
draai vast
I screw
draait vast
you screw
draait vast
he/she/it screws
draaien vast
we screw
draaien vast
you all screw
draaien vast
they screw
Present perfect tense
heb vastgedraaid
I have screwed
hebt vastgedraaid
you have screwed
heeft vastgedraaid
he/she/it has screwed
hebben vastgedraaid
we have screwed
hebben vastgedraaid
you all have screwed
hebben vastgedraaid
they have screwed
Past tense
draaide vast
I screwed
draaide vast
you screwed
draaide vast
he/she/it screwed
draaiden vast
we screwed
draaiden vast
you all screwed
draaiden vast
they screwed
Future tense
zal vastdraaien
I will screw
zult vastdraaien
you will screw
zal vastdraaien
he/she/it will screw
zullen vastdraaien
we will screw
zullen vastdraaien
you all will screw
zullen vastdraaien
they will screw
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vastdraaien
I would screw
zou vastdraaien
you would screw
zou vastdraaien
he/she/it would screw
zouden vastdraaien
we would screw
zouden vastdraaien
you all would screw
zouden vastdraaien
they would screw
Subjunctive mood
draaie vast
I screw
draaie vast
you screw
draaie vast
he/she/it screw
draaie vast
we screw
draaie vast
you all screw
draaie vast
they screw
Past perfect tense
had vastgedraaid
I had screwed
had vastgedraaid
you had screwed
had vastgedraaid
he/she/it had screwed
hadden vastgedraaid
we had screwed
hadden vastgedraaid
you all had screwed
hadden vastgedraaid
they had screwed
Future perf.
zal vastgedraaid hebben
I will have screwed
zal vastgedraaid hebben
you will have screwed
zal vastgedraaid hebben
he/she/it will have screwed
zullen vastgedraaid hebben
we will have screwed
zullen vastgedraaid hebben
you all will have screwed
zullen vastgedraaid hebben
they will have screwed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vastgedraaid hebben
I would have screwed
zou vastgedraaid hebben
you would have screwed
zou vastgedraaid hebben
he/she/it would have screwed
zouden vastgedraaid hebben
we would have screwed
zouden vastgedraaid hebben
you all would have screwed
zouden vastgedraaid hebben
they would have screwed
Present bijzin tense
vastdraai
I screw
vastdraait
you screw
vastdraait
he/she/it screws
vastdraaien
we screw
vastdraaien
you all screw
vastdraaien
they screw
Past bijzin tense
vastdraaide
I screwed
vastdraaide
you screwed
vastdraaide
he/she/it screwed
vastdraaiden
we screwed
vastdraaiden
you all screwed
vastdraaiden
they screwed
Future bijzin tense
zal vastdraaien
I will screw
zult vastdraaien
you will screw
zal vastdraaien
he/she/it will screw
zullen vastdraaien
we will screw
zullen vastdraaien
you all will screw
zullen vastdraaien
they will screw
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vastdraaien
I would screw
zou vastdraaien
you would screw
zou vastdraaien
he/she/it would screw
zouden vastdraaien
we would screw
zouden vastdraaien
you all would screw
zouden vastdraaien
they would screw
Subjunctive bijzin mood
vastdraaie
I screw
vastdraaie
you screw
vastdraaie
he/she/it screw
vastdraaie
we screw
vastdraaie
you all screw
vastdraaie
they screw
Du
Ihr
Imperative mood
draai vast
screw
draait vast
screw

Examples of vastdraaien

Example in DutchTranslation in English
Als we die filter eerst maar eens vastgedraaid hebben.Hastings! Once we've got this filter screwed down good... Hastings?
Fuente is net 'n deksel dat te stijf is vastgedraaid.Well... the way l figure it, Fuente is like a lid on a jar... that's screwed too tight.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'screw':

None found.
Learning languages?