Uitwinteren (to do) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of uitwinteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
winter uit
I do
wintert uit
you do
wintert uit
he/she/it does
winteren uit
we do
winteren uit
you all do
winteren uit
they do
Present perfect tense
heb uitgewinterd
I have done
hebt uitgewinterd
you have done
heeft uitgewinterd
he/she/it has done
hebben uitgewinterd
we have done
hebben uitgewinterd
you all have done
hebben uitgewinterd
they have done
Past tense
winterde uit
I did
winterde uit
you did
winterde uit
he/she/it did
winterden uit
we did
winterden uit
you all did
winterden uit
they did
Future tense
zal uitwinteren
I will do
zult uitwinteren
you will do
zal uitwinteren
he/she/it will do
zullen uitwinteren
we will do
zullen uitwinteren
you all will do
zullen uitwinteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitwinteren
I would do
zou uitwinteren
you would do
zou uitwinteren
he/she/it would do
zouden uitwinteren
we would do
zouden uitwinteren
you all would do
zouden uitwinteren
they would do
Subjunctive mood
wintere uit
I do
wintere uit
you do
wintere uit
he/she/it do
wintere uit
we do
wintere uit
you all do
wintere uit
they do
Past perfect tense
had uitgewinterd
I had done
had uitgewinterd
you had done
had uitgewinterd
he/she/it had done
hadden uitgewinterd
we had done
hadden uitgewinterd
you all had done
hadden uitgewinterd
they had done
Future perf.
zal uitgewinterd hebben
I will have done
zal uitgewinterd hebben
you will have done
zal uitgewinterd hebben
he/she/it will have done
zullen uitgewinterd hebben
we will have done
zullen uitgewinterd hebben
you all will have done
zullen uitgewinterd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgewinterd hebben
I would have done
zou uitgewinterd hebben
you would have done
zou uitgewinterd hebben
he/she/it would have done
zouden uitgewinterd hebben
we would have done
zouden uitgewinterd hebben
you all would have done
zouden uitgewinterd hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitwinter
I do
uitwintert
you do
uitwintert
he/she/it does
uitwinteren
we do
uitwinteren
you all do
uitwinteren
they do
Past bijzin tense
uitwinterde
I did
uitwinterde
you did
uitwinterde
he/she/it did
uitwinterden
we did
uitwinterden
you all did
uitwinterden
they did
Future bijzin tense
zal uitwinteren
I will do
zult uitwinteren
you will do
zal uitwinteren
he/she/it will do
zullen uitwinteren
we will do
zullen uitwinteren
you all will do
zullen uitwinteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitwinteren
I would do
zou uitwinteren
you would do
zou uitwinteren
he/she/it would do
zouden uitwinteren
we would do
zouden uitwinteren
you all would do
zouden uitwinteren
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitwintere
I do
uitwintere
you do
uitwintere
he/she/it do
uitwintere
we do
uitwintere
you all do
uitwintere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
winter uit
do
wintert uit
do

Examples of uitwinteren

Example in DutchTranslation in English
Ik ben hier voor de winter uit.I'll be home before it get cold. Terrace came down.
Mijn god, hoe ziet zij er in de winter uit?My God, what does she look like in winter?
Weet je wat we in Seattle doen als een boot voor de winter uit het water wordt gehaald?You know, in Seattle, when we take a boat out for the winter, you know what we do?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitstralen
emit
uittarten
defy
uitverkopen
sell out
uitwalsen
roll
uitwenen
do
uitwinnen
sell up
uitwippen
lift up
uitziften
sift out
uitzuiveren
purge
vaccineren
vaccinate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?