Uitvergroten (to enlarge) conjugation

Dutch
12 examples

Conjugation of uitvergroten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vergroot uit
I enlarge
vergroot uit
you enlarge
vergroot uit
he/she/it enlarges
vergroten uit
we enlarge
vergroten uit
you all enlarge
vergroten uit
they enlarge
Present perfect tense
heb uitvergroot
I have enlarged
hebt uitvergroot
you have enlarged
heeft uitvergroot
he/she/it has enlarged
hebben uitvergroot
we have enlarged
hebben uitvergroot
you all have enlarged
hebben uitvergroot
they have enlarged
Past tense
vergrootte uit
I enlarged
vergrootte uit
you enlarged
vergrootte uit
he/she/it enlarged
vergrootten uit
we enlarged
vergrootten uit
you all enlarged
vergrootten uit
they enlarged
Future tense
zal uitvergroten
I will enlarge
zult uitvergroten
you will enlarge
zal uitvergroten
he/she/it will enlarge
zullen uitvergroten
we will enlarge
zullen uitvergroten
you all will enlarge
zullen uitvergroten
they will enlarge
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitvergroten
I would enlarge
zou uitvergroten
you would enlarge
zou uitvergroten
he/she/it would enlarge
zouden uitvergroten
we would enlarge
zouden uitvergroten
you all would enlarge
zouden uitvergroten
they would enlarge
Subjunctive mood
vergrote uit
I enlarge
vergrote uit
you enlarge
vergrote uit
he/she/it enlarge
vergrote uit
we enlarge
vergrote uit
you all enlarge
vergrote uit
they enlarge
Past perfect tense
had uitvergroot
I had enlarged
had uitvergroot
you had enlarged
had uitvergroot
he/she/it had enlarged
hadden uitvergroot
we had enlarged
hadden uitvergroot
you all had enlarged
hadden uitvergroot
they had enlarged
Future perf.
zal uitvergroot hebben
I will have enlarged
zal uitvergroot hebben
you will have enlarged
zal uitvergroot hebben
he/she/it will have enlarged
zullen uitvergroot hebben
we will have enlarged
zullen uitvergroot hebben
you all will have enlarged
zullen uitvergroot hebben
they will have enlarged
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitvergroot hebben
I would have enlarged
zou uitvergroot hebben
you would have enlarged
zou uitvergroot hebben
he/she/it would have enlarged
zouden uitvergroot hebben
we would have enlarged
zouden uitvergroot hebben
you all would have enlarged
zouden uitvergroot hebben
they would have enlarged
Present bijzin tense
uitvergroot
I enlarge
uitvergroot
you enlarge
uitvergroot
he/she/it enlarges
uitvergroten
we enlarge
uitvergroten
you all enlarge
uitvergroten
they enlarge
Past bijzin tense
uitvergrootte
I enlarged
uitvergrootte
you enlarged
uitvergrootte
he/she/it enlarged
uitvergrootten
we enlarged
uitvergrootten
you all enlarged
uitvergrootten
they enlarged
Future bijzin tense
zal uitvergroten
I will enlarge
zult uitvergroten
you will enlarge
zal uitvergroten
he/she/it will enlarge
zullen uitvergroten
we will enlarge
zullen uitvergroten
you all will enlarge
zullen uitvergroten
they will enlarge
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitvergroten
I would enlarge
zou uitvergroten
you would enlarge
zou uitvergroten
he/she/it would enlarge
zouden uitvergroten
we would enlarge
zouden uitvergroten
you all would enlarge
zouden uitvergroten
they would enlarge
Subjunctive bijzin mood
uitvergrote
I enlarge
uitvergrote
you enlarge
uitvergrote
he/she/it enlarge
uitvergrote
we enlarge
uitvergrote
you all enlarge
uitvergrote
they enlarge
Du
Ihr
Imperative mood
vergroot uit
enlarge
vergroot uit
enlarge

Examples of uitvergroten

Example in DutchTranslation in English
- Deze heb ik laten uitvergroten.I've had this one enlarged.
Dat kan ik inscannen en uitvergroten.I can scan, enlarge and encapsulate that if you want.
Die kunnen 'm ook uitvergroten.They can enlarge it as well.
Hij kan de waarheid uitvergroten, maar ook onechtheid.Just as it can enlarge truth, it can enlarge falsity.
Kun je 't uitvergroten?Can you enlarge that?
Zet stil en vergroot uit.Freeze it there. And enlarge it.
- Ik heb er één uitvergroot.I enlarged one.
- We hebben 't beeld uitvergroot.- The technician enlarged the picture.
Ik heb die foto uit Sasha's appartement uitvergroot en kon vaststellen dat het om een bedrijf van Sasha's vader gaat.I enlarged that photo from Sasha's apartment and was able to positively identify it as a company once owned by Sasha's father.
Maar alsof ik uitvergroot ben.I have a feeling that it is my image, but enlarged somehow.
Onze technicus heeft 't beeld uitvergroot.Our technician enlarged the picture.
Heb je wel eens een uitvergrote foto van een levercirrose gezien?Have you seen an enlarged picture of a drunkarïs liver?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'enlarge':

None found.
Learning languages?