Uitserveren (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of uitserveren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
serveer uit
I do
serveert uit
you do
serveert uit
he/she/it does
serveren uit
we do
serveren uit
you all do
serveren uit
they do
Present perfect tense
heb uitgeserveerd
I have done
hebt uitgeserveerd
you have done
heeft uitgeserveerd
he/she/it has done
hebben uitgeserveerd
we have done
hebben uitgeserveerd
you all have done
hebben uitgeserveerd
they have done
Past tense
serveerde uit
I did
serveerde uit
you did
serveerde uit
he/she/it did
serveerden uit
we did
serveerden uit
you all did
serveerden uit
they did
Future tense
zal uitserveren
I will do
zult uitserveren
you will do
zal uitserveren
he/she/it will do
zullen uitserveren
we will do
zullen uitserveren
you all will do
zullen uitserveren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitserveren
I would do
zou uitserveren
you would do
zou uitserveren
he/she/it would do
zouden uitserveren
we would do
zouden uitserveren
you all would do
zouden uitserveren
they would do
Subjunctive mood
servere uit
I do
servere uit
you do
servere uit
he/she/it do
servere uit
we do
servere uit
you all do
servere uit
they do
Past perfect tense
had uitgeserveerd
I had done
had uitgeserveerd
you had done
had uitgeserveerd
he/she/it had done
hadden uitgeserveerd
we had done
hadden uitgeserveerd
you all had done
hadden uitgeserveerd
they had done
Future perf.
zal uitgeserveerd hebben
I will have done
zal uitgeserveerd hebben
you will have done
zal uitgeserveerd hebben
he/she/it will have done
zullen uitgeserveerd hebben
we will have done
zullen uitgeserveerd hebben
you all will have done
zullen uitgeserveerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgeserveerd hebben
I would have done
zou uitgeserveerd hebben
you would have done
zou uitgeserveerd hebben
he/she/it would have done
zouden uitgeserveerd hebben
we would have done
zouden uitgeserveerd hebben
you all would have done
zouden uitgeserveerd hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitserveer
I do
uitserveert
you do
uitserveert
he/she/it does
uitserveren
we do
uitserveren
you all do
uitserveren
they do
Past bijzin tense
uitserveerde
I did
uitserveerde
you did
uitserveerde
he/she/it did
uitserveerden
we did
uitserveerden
you all did
uitserveerden
they did
Future bijzin tense
zal uitserveren
I will do
zult uitserveren
you will do
zal uitserveren
he/she/it will do
zullen uitserveren
we will do
zullen uitserveren
you all will do
zullen uitserveren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitserveren
I would do
zou uitserveren
you would do
zou uitserveren
he/she/it would do
zouden uitserveren
we would do
zouden uitserveren
you all would do
zouden uitserveren
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitservere
I do
uitservere
you do
uitservere
he/she/it do
uitservere
we do
uitservere
you all do
uitservere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
serveer uit
do
serveert uit
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?