Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Uitluiden (to ring out) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
luid uit
luidt uit
luidt uit
luiden uit
luiden uit
luiden uit
Present perfect tense
heb uitgeluid
hebt uitgeluid
heeft uitgeluid
hebben uitgeluid
hebben uitgeluid
hebben uitgeluid
Past tense
luidde uit
luidde uit
luidde uit
luidden uit
luidden uit
luidden uit
Future tense
zal uitluiden
zult uitluiden
zal uitluiden
zullen uitluiden
zullen uitluiden
zullen uitluiden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitluiden
zou uitluiden
zou uitluiden
zouden uitluiden
zouden uitluiden
zouden uitluiden
Subjunctive mood
luide uit
luide uit
luide uit
luide uit
luide uit
luide uit
Past perfect tense
had uitgeluid
had uitgeluid
had uitgeluid
hadden uitgeluid
hadden uitgeluid
hadden uitgeluid
Future perf.
zal uitgeluid hebben
zal uitgeluid hebben
zal uitgeluid hebben
zullen uitgeluid hebben
zullen uitgeluid hebben
zullen uitgeluid hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgeluid hebben
zou uitgeluid hebben
zou uitgeluid hebben
zouden uitgeluid hebben
zouden uitgeluid hebben
zouden uitgeluid hebben
Present bijzin tense
uitluid
uitluidt
uitluidt
uitluiden
uitluiden
uitluiden
Past bijzin tense
uitluidde
uitluidde
uitluidde
uitluidden
uitluidden
uitluidden
Future bijzin tense
zal uitluiden
zult uitluiden
zal uitluiden
zullen uitluiden
zullen uitluiden
zullen uitluiden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitluiden
zou uitluiden
zou uitluiden
zouden uitluiden
zouden uitluiden
zouden uitluiden
Subjunctive bijzin mood
uitluide
uitluide
uitluide
uitluide
uitluide
uitluide
Du
Ihr
Imperative mood
luid uit
luidt uit

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitduiden
do
uitleiden
fetch
uitweiden
digress

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'ring out':

None found.