Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Uitkristalliseren (to crystallize) conjugation

Dutch

Conjugation of uitkristalliseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kristalliseer uit
I crystallize
kristalliseert uit
you crystallize
kristalliseert uit
he/she/it crystallizes
kristalliseren uit
we crystallize
kristalliseren uit
you all crystallize
kristalliseren uit
they crystallize
Present perfect tense
ben uitgekristalliseerd
I have crystallized
bent uitgekristalliseerd
you have crystallized
is uitgekristalliseerd
he/she/it has crystallized
zijn uitgekristalliseerd
we have crystallized
zijn uitgekristalliseerd
you all have crystallized
zijn uitgekristalliseerd
they have crystallized
Past tense
kristalliseerde uit
I crystallized
kristalliseerde uit
you crystallized
kristalliseerde uit
he/she/it crystallized
kristalliseerden uit
we crystallized
kristalliseerden uit
you all crystallized
kristalliseerden uit
they crystallized
Future tense
zal uitkristalliseren
I will crystallize
zult uitkristalliseren
you will crystallize
zal uitkristalliseren
he/she/it will crystallize
zullen uitkristalliseren
we will crystallize
zullen uitkristalliseren
you all will crystallize
zullen uitkristalliseren
they will crystallize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitkristalliseren
I would crystallize
zou uitkristalliseren
you would crystallize
zou uitkristalliseren
he/she/it would crystallize
zouden uitkristalliseren
we would crystallize
zouden uitkristalliseren
you all would crystallize
zouden uitkristalliseren
they would crystallize
Subjunctive mood
kristallisere uit
I crystallize
kristallisere uit
you crystallize
kristallisere uit
he/she/it crystallize
kristallisere uit
we crystallize
kristallisere uit
you all crystallize
kristallisere uit
they crystallize
Past perfect tense
was uitgekristalliseerd
I had crystallized
was uitgekristalliseerd
you had crystallized
was uitgekristalliseerd
he/she/it had crystallized
waren uitgekristalliseerd
we had crystallized
waren uitgekristalliseerd
you all had crystallized
waren uitgekristalliseerd
they had crystallized
Future perf.
zal uitgekristalliseerd zijn
I will have crystallized
zal uitgekristalliseerd zijn
you will have crystallized
zal uitgekristalliseerd zijn
he/she/it will have crystallized
zullen uitgekristalliseerd zijn
we will have crystallized
zullen uitgekristalliseerd zijn
you all will have crystallized
zullen uitgekristalliseerd zijn
they will have crystallized
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgekristalliseerd zijn
I would have crystallized
zou uitgekristalliseerd zijn
you would have crystallized
zou uitgekristalliseerd zijn
he/she/it would have crystallized
zouden uitgekristalliseerd zijn
we would have crystallized
zouden uitgekristalliseerd zijn
you all would have crystallized
zouden uitgekristalliseerd zijn
they would have crystallized
Present bijzin tense
uitkristalliseer
I crystallize
uitkristalliseert
you crystallize
uitkristalliseert
he/she/it crystallizes
uitkristalliseren
we crystallize
uitkristalliseren
you all crystallize
uitkristalliseren
they crystallize
Past bijzin tense
uitkristalliseerde
I crystallized
uitkristalliseerde
you crystallized
uitkristalliseerde
he/she/it crystallized
uitkristalliseerden
we crystallized
uitkristalliseerden
you all crystallized
uitkristalliseerden
they crystallized
Future bijzin tense
zal uitkristalliseren
I will crystallize
zult uitkristalliseren
you will crystallize
zal uitkristalliseren
he/she/it will crystallize
zullen uitkristalliseren
we will crystallize
zullen uitkristalliseren
you all will crystallize
zullen uitkristalliseren
they will crystallize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitkristalliseren
I would crystallize
zou uitkristalliseren
you would crystallize
zou uitkristalliseren
he/she/it would crystallize
zouden uitkristalliseren
we would crystallize
zouden uitkristalliseren
you all would crystallize
zouden uitkristalliseren
they would crystallize
Subjunctive bijzin mood
uitkristallisere
I crystallize
uitkristallisere
you crystallize
uitkristallisere
he/she/it crystallize
uitkristallisere
we crystallize
uitkristallisere
you all crystallize
uitkristallisere
they crystallize
Du
Ihr
Imperative mood
kristalliseer uit
crystallize
kristalliseert uit
crystallize

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'crystallize':

None found.