Uitknokken (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of uitknokken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
knok uit
I do
knokt uit
you do
knokt uit
he/she/it does
knokken uit
we do
knokken uit
you all do
knokken uit
they do
Present perfect tense
heb uitgeknokt
I have done
hebt uitgeknokt
you have done
heeft uitgeknokt
he/she/it has done
hebben uitgeknokt
we have done
hebben uitgeknokt
you all have done
hebben uitgeknokt
they have done
Past tense
knokte uit
I did
knokte uit
you did
knokte uit
he/she/it did
knokten uit
we did
knokten uit
you all did
knokten uit
they did
Future tense
zal uitknokken
I will do
zult uitknokken
you will do
zal uitknokken
he/she/it will do
zullen uitknokken
we will do
zullen uitknokken
you all will do
zullen uitknokken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitknokken
I would do
zou uitknokken
you would do
zou uitknokken
he/she/it would do
zouden uitknokken
we would do
zouden uitknokken
you all would do
zouden uitknokken
they would do
Subjunctive mood
knokke uit
I do
knokke uit
you do
knokke uit
he/she/it do
knokke uit
we do
knokke uit
you all do
knokke uit
they do
Past perfect tense
had uitgeknokt
I had done
had uitgeknokt
you had done
had uitgeknokt
he/she/it had done
hadden uitgeknokt
we had done
hadden uitgeknokt
you all had done
hadden uitgeknokt
they had done
Future perf.
zal uitgeknokt hebben
I will have done
zal uitgeknokt hebben
you will have done
zal uitgeknokt hebben
he/she/it will have done
zullen uitgeknokt hebben
we will have done
zullen uitgeknokt hebben
you all will have done
zullen uitgeknokt hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgeknokt hebben
I would have done
zou uitgeknokt hebben
you would have done
zou uitgeknokt hebben
he/she/it would have done
zouden uitgeknokt hebben
we would have done
zouden uitgeknokt hebben
you all would have done
zouden uitgeknokt hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitknok
I do
uitknokt
you do
uitknokt
he/she/it does
uitknokken
we do
uitknokken
you all do
uitknokken
they do
Past bijzin tense
uitknokte
I did
uitknokte
you did
uitknokte
he/she/it did
uitknokten
we did
uitknokten
you all did
uitknokten
they did
Future bijzin tense
zal uitknokken
I will do
zult uitknokken
you will do
zal uitknokken
he/she/it will do
zullen uitknokken
we will do
zullen uitknokken
you all will do
zullen uitknokken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitknokken
I would do
zou uitknokken
you would do
zou uitknokken
he/she/it would do
zouden uitknokken
we would do
zouden uitknokken
you all would do
zouden uitknokken
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitknokke
I do
uitknokke
you do
uitknokke
he/she/it do
uitknokke
we do
uitknokke
you all do
uitknokke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
knok uit
do
knokt uit
do

Examples of uitknokken

Example in DutchTranslation in English
- Pardon? Layla maakte haar optreden langer gisteravond... en onze managers moeten samen maar uitknokken... dat ze dat niet meer doet.Layla expanded her set last night, and our managers have to do a little dance around each other so she won't do it again.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitblutsen
do
uitkafferen
scold
uitkakken
do
uitkepen
do
uitkletsen
do
uitknobelen
do
uitkoken
boil
uitleven
let go
uitlikken
lick
uitmergelen
emaciate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?