Uitkletsen (to do) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of uitkletsen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klets uit
I do
kletst uit
you do
kletst uit
he/she/it does
kletsen uit
we do
kletsen uit
you all do
kletsen uit
they do
Present perfect tense
heb uitgekletst
I have done
hebt uitgekletst
you have done
heeft uitgekletst
he/she/it has done
hebben uitgekletst
we have done
hebben uitgekletst
you all have done
hebben uitgekletst
they have done
Past tense
kletste uit
I did
kletste uit
you did
kletste uit
he/she/it did
kletsten uit
we did
kletsten uit
you all did
kletsten uit
they did
Future tense
zal uitkletsen
I will do
zult uitkletsen
you will do
zal uitkletsen
he/she/it will do
zullen uitkletsen
we will do
zullen uitkletsen
you all will do
zullen uitkletsen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitkletsen
I would do
zou uitkletsen
you would do
zou uitkletsen
he/she/it would do
zouden uitkletsen
we would do
zouden uitkletsen
you all would do
zouden uitkletsen
they would do
Subjunctive mood
kletse uit
I do
kletse uit
you do
kletse uit
he/she/it do
kletse uit
we do
kletse uit
you all do
kletse uit
they do
Past perfect tense
had uitgekletst
I had done
had uitgekletst
you had done
had uitgekletst
he/she/it had done
hadden uitgekletst
we had done
hadden uitgekletst
you all had done
hadden uitgekletst
they had done
Future perf.
zal uitgekletst hebben
I will have done
zal uitgekletst hebben
you will have done
zal uitgekletst hebben
he/she/it will have done
zullen uitgekletst hebben
we will have done
zullen uitgekletst hebben
you all will have done
zullen uitgekletst hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgekletst hebben
I would have done
zou uitgekletst hebben
you would have done
zou uitgekletst hebben
he/she/it would have done
zouden uitgekletst hebben
we would have done
zouden uitgekletst hebben
you all would have done
zouden uitgekletst hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitklets
I do
uitkletst
you do
uitkletst
he/she/it does
uitkletsen
we do
uitkletsen
you all do
uitkletsen
they do
Past bijzin tense
uitkletste
I did
uitkletste
you did
uitkletste
he/she/it did
uitkletsten
we did
uitkletsten
you all did
uitkletsten
they did
Future bijzin tense
zal uitkletsen
I will do
zult uitkletsen
you will do
zal uitkletsen
he/she/it will do
zullen uitkletsen
we will do
zullen uitkletsen
you all will do
zullen uitkletsen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitkletsen
I would do
zou uitkletsen
you would do
zou uitkletsen
he/she/it would do
zouden uitkletsen
we would do
zouden uitkletsen
you all would do
zouden uitkletsen
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitkletse
I do
uitkletse
you do
uitkletse
he/she/it do
uitkletse
we do
uitkletse
you all do
uitkletse
they do
Du
Ihr
Imperative mood
klets uit
do
kletst uit
do

Examples of uitkletsen

Example in DutchTranslation in English
Hij kletst uit zijn nek.You do not do case to him.
Je kletst uit je nek.-You don't know what you're saying! -Go on!
Bla, bla, bla. Is je vader eindelijk uitgekletst?Is your dad finally done yakking?
Als je jezelf hier niet uitkletst, dan weet ik het niet meer !If you cant talk your way out of this one, then I dont know what!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitpoetsen
polish

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uithollen
cough
uithuwen
wed
uitkijken
be careful
uitkleden
undress
uitkleien
do
uitklimmen
climb out
uitknijpen
do
uitkraaien
do
uitkuisen
clean out
uitlichten
highlight

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?