Uithuwelijken (to marry) conjugation

Dutch
15 examples

Conjugation of uithuwelijken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
huwelijk uit
I marry
huwelijkt uit
you marry
huwelijkt uit
he/she/it marries
huwelijken uit
we marry
huwelijken uit
you all marry
huwelijken uit
they marry
Present perfect tense
heb uitgehuwelijkt
I have married
hebt uitgehuwelijkt
you have married
heeft uitgehuwelijkt
he/she/it has married
hebben uitgehuwelijkt
we have married
hebben uitgehuwelijkt
you all have married
hebben uitgehuwelijkt
they have married
Past tense
huwelijkte uit
I married
huwelijkte uit
you married
huwelijkte uit
he/she/it married
huwelijkten uit
we married
huwelijkten uit
you all married
huwelijkten uit
they married
Future tense
zal uithuwelijken
I will marry
zult uithuwelijken
you will marry
zal uithuwelijken
he/she/it will marry
zullen uithuwelijken
we will marry
zullen uithuwelijken
you all will marry
zullen uithuwelijken
they will marry
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uithuwelijken
I would marry
zou uithuwelijken
you would marry
zou uithuwelijken
he/she/it would marry
zouden uithuwelijken
we would marry
zouden uithuwelijken
you all would marry
zouden uithuwelijken
they would marry
Subjunctive mood
huwelijke uit
I marry
huwelijke uit
you marry
huwelijke uit
he/she/it marry
huwelijke uit
we marry
huwelijke uit
you all marry
huwelijke uit
they marry
Past perfect tense
had uitgehuwelijkt
I had married
had uitgehuwelijkt
you had married
had uitgehuwelijkt
he/she/it had married
hadden uitgehuwelijkt
we had married
hadden uitgehuwelijkt
you all had married
hadden uitgehuwelijkt
they had married
Future perf.
zal uitgehuwelijkt hebben
I will have married
zal uitgehuwelijkt hebben
you will have married
zal uitgehuwelijkt hebben
he/she/it will have married
zullen uitgehuwelijkt hebben
we will have married
zullen uitgehuwelijkt hebben
you all will have married
zullen uitgehuwelijkt hebben
they will have married
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgehuwelijkt hebben
I would have married
zou uitgehuwelijkt hebben
you would have married
zou uitgehuwelijkt hebben
he/she/it would have married
zouden uitgehuwelijkt hebben
we would have married
zouden uitgehuwelijkt hebben
you all would have married
zouden uitgehuwelijkt hebben
they would have married
Present bijzin tense
uithuwelijk
I marry
uithuwelijkt
you marry
uithuwelijkt
he/she/it marries
uithuwelijken
we marry
uithuwelijken
you all marry
uithuwelijken
they marry
Past bijzin tense
uithuwelijkte
I married
uithuwelijkte
you married
uithuwelijkte
he/she/it married
uithuwelijkten
we married
uithuwelijkten
you all married
uithuwelijkten
they married
Future bijzin tense
zal uithuwelijken
I will marry
zult uithuwelijken
you will marry
zal uithuwelijken
he/she/it will marry
zullen uithuwelijken
we will marry
zullen uithuwelijken
you all will marry
zullen uithuwelijken
they will marry
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uithuwelijken
I would marry
zou uithuwelijken
you would marry
zou uithuwelijken
he/she/it would marry
zouden uithuwelijken
we would marry
zouden uithuwelijken
you all would marry
zouden uithuwelijken
they would marry
Subjunctive bijzin mood
uithuwelijke
I marry
uithuwelijke
you marry
uithuwelijke
he/she/it marry
uithuwelijke
we marry
uithuwelijke
you all marry
uithuwelijke
they marry
Du
Ihr
Imperative mood
huwelijk uit
marry
huwelijkt uit
marry

Examples of uithuwelijken

Example in DutchTranslation in English
- Fleur uithuwelijken aan de hoogste bieder... zal niemand blij maken. - Ze passen goed bij elkaar.You know marrying Fleur to the highest bidder won't make anyone happy.
- Ze wilden haar uithuwelijken.They plan to marry her the old way.
Bilal, mijn vader wil me uithuwelijken.My father wants to marry me off.
Dan moeten we je nu maar gaan uithuwelijken.A veil! Maybe we can marry you after all?
Dus u zou me uithuwelijken naar Spanje?So you would marry me to Spain?
Ik heb ze nog net voor hun huwelijk uit Engeland gehaald.I got them out of England just before they had to marry those royal ugly dudes.
Dembele gaat terug naar Mali, alleen maar om die vrouw te vinden, zijn vrouw is uitgehuwelijkt door haar familie.Dembele goes home, he returns to Mali, all right, only to find that the woman, his woman, has been married off by her family.
Dus als je uitgehuwelijkt wordt bepalen je ouders met wie je trouwt?So, arranged marriages-- the parents just decide and then you have to get married?
En dat u uw dochter heeft uitgehuwelijkt.I know that you married your daughter off. I know what you did.
En kort nadat ze was uitgehuwelijkt...And shortly after they married her off...
Heeft hij Madeleine aan Forestier uitgehuwelijkt?He married Madeleine to Forestier?
Die oude meid van jou, Jia-Jen, zal je levenlang bij je wonen Tenzij je haar uithuwelijktThat old maid of yours, Jia-Jen, will stick to you for life unless you marry her off!
De Hadith vertelt ons het verhaal van Khansa wiens vader haar tegen haar wil uithuwelijkte.The Hadith tells us the story of Khansa whose father married her to a man against her wishes.
Ja, hij liet ze samenkomen in het appartement, nadat hij Madeleine uithuwelijkte aan Forestier.Yes, he set them up at the apartment after he married Madeleine to Forestier.
Wat haar dochter Safia betreft, die u zonder haar instemming uithuwelijkte aan een van uw jongemannen...Regarding her daughter Safia... whom you married without her consent to one of your young men...

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'marry':

None found.
Learning languages?