Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Uitbeitelen (to chisel) conjugation

Dutch
5 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
beitel uit
beitelt uit
beitelt uit
beitelen uit
beitelen uit
beitelen uit
Present perfect tense
heb uitgebeiteld
hebt uitgebeiteld
heeft uitgebeiteld
hebben uitgebeiteld
hebben uitgebeiteld
hebben uitgebeiteld
Past tense
beitelde uit
beitelde uit
beitelde uit
beitelden uit
beitelden uit
beitelden uit
Future tense
zal uitbeitelen
zult uitbeitelen
zal uitbeitelen
zullen uitbeitelen
zullen uitbeitelen
zullen uitbeitelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitbeitelen
zou uitbeitelen
zou uitbeitelen
zouden uitbeitelen
zouden uitbeitelen
zouden uitbeitelen
Subjunctive mood
beitele uit
beitele uit
beitele uit
beitele uit
beitele uit
beitele uit
Past perfect tense
had uitgebeiteld
had uitgebeiteld
had uitgebeiteld
hadden uitgebeiteld
hadden uitgebeiteld
hadden uitgebeiteld
Future perf.
zal uitgebeiteld hebben
zal uitgebeiteld hebben
zal uitgebeiteld hebben
zullen uitgebeiteld hebben
zullen uitgebeiteld hebben
zullen uitgebeiteld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgebeiteld hebben
zou uitgebeiteld hebben
zou uitgebeiteld hebben
zouden uitgebeiteld hebben
zouden uitgebeiteld hebben
zouden uitgebeiteld hebben
Present bijzin tense
uitbeitel
uitbeitelt
uitbeitelt
uitbeitelen
uitbeitelen
uitbeitelen
Past bijzin tense
uitbeitelde
uitbeitelde
uitbeitelde
uitbeitelden
uitbeitelden
uitbeitelden
Future bijzin tense
zal uitbeitelen
zult uitbeitelen
zal uitbeitelen
zullen uitbeitelen
zullen uitbeitelen
zullen uitbeitelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitbeitelen
zou uitbeitelen
zou uitbeitelen
zouden uitbeitelen
zouden uitbeitelen
zouden uitbeitelen
Subjunctive bijzin mood
uitbeitele
uitbeitele
uitbeitele
uitbeitele
uitbeitele
uitbeitele
Du
Ihr
Imperative mood
beitel uit
beitelt uit

Examples of uitbeitelen

Example in DutchTranslation in English
Nou, als we hem uitbeitelen... is het jammer dat Maurice en Ralston niet met Herrmann kunnen praten.Well, when we do chisel it open it's too bad Maurice and Ralston can't talk to the Great Herrmann.
Ze is m'n grafsteen aan het uitbeitelen.She's in there chiseling my headstone.
De maat van de beitel uit de galerie komt overeen met de steekwond van het slachtoffer.I've confirmed that the chisel from the gallery matches the diameter from the victim's puncture wound.
Ik laat niet mijn grootvader's bloed... weg beitelen uit de geschiedenis, vanwege de fouten van mijn vader, of die van mijzelf.I'll not have my grandfather's blood chiseled from history because of my father's mistakes or my own.
Rots werd verwijderd, uitgebeiteld, weggehakt en iedere ruimte die je nu in de grotten ziet kwam op deze manier tot stand.Rock was removed, it was chiseled away, taken out, and any interior space that you see at the caves today, were created through this removal of stone.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

trossen
do
trukeren
do
tutten
fuss
tweeten
tweet
twinkelen
twinkle
uitbeelden
depict
uitbellen
dial
uitbuiten
exploit
uitdelen
distribute
uitdenken
invent

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'chisel':

None found.