Uitbalanceren (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of uitbalanceren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
balanceer uit
I do
balanceert uit
you do
balanceert uit
he/she/it does
balanceren uit
we do
balanceren uit
you all do
balanceren uit
they do
Present perfect tense
heb uitgebalanceerd
I have done
hebt uitgebalanceerd
you have done
heeft uitgebalanceerd
he/she/it has done
hebben uitgebalanceerd
we have done
hebben uitgebalanceerd
you all have done
hebben uitgebalanceerd
they have done
Past tense
balanceerde uit
I did
balanceerde uit
you did
balanceerde uit
he/she/it did
balanceerden uit
we did
balanceerden uit
you all did
balanceerden uit
they did
Future tense
zal uitbalanceren
I will do
zult uitbalanceren
you will do
zal uitbalanceren
he/she/it will do
zullen uitbalanceren
we will do
zullen uitbalanceren
you all will do
zullen uitbalanceren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitbalanceren
I would do
zou uitbalanceren
you would do
zou uitbalanceren
he/she/it would do
zouden uitbalanceren
we would do
zouden uitbalanceren
you all would do
zouden uitbalanceren
they would do
Subjunctive mood
balancere uit
I do
balancere uit
you do
balancere uit
he/she/it do
balancere uit
we do
balancere uit
you all do
balancere uit
they do
Past perfect tense
had uitgebalanceerd
I had done
had uitgebalanceerd
you had done
had uitgebalanceerd
he/she/it had done
hadden uitgebalanceerd
we had done
hadden uitgebalanceerd
you all had done
hadden uitgebalanceerd
they had done
Future perf.
zal uitgebalanceerd hebben
I will have done
zal uitgebalanceerd hebben
you will have done
zal uitgebalanceerd hebben
he/she/it will have done
zullen uitgebalanceerd hebben
we will have done
zullen uitgebalanceerd hebben
you all will have done
zullen uitgebalanceerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgebalanceerd hebben
I would have done
zou uitgebalanceerd hebben
you would have done
zou uitgebalanceerd hebben
he/she/it would have done
zouden uitgebalanceerd hebben
we would have done
zouden uitgebalanceerd hebben
you all would have done
zouden uitgebalanceerd hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitbalanceer
I do
uitbalanceert
you do
uitbalanceert
he/she/it does
uitbalanceren
we do
uitbalanceren
you all do
uitbalanceren
they do
Past bijzin tense
uitbalanceerde
I did
uitbalanceerde
you did
uitbalanceerde
he/she/it did
uitbalanceerden
we did
uitbalanceerden
you all did
uitbalanceerden
they did
Future bijzin tense
zal uitbalanceren
I will do
zult uitbalanceren
you will do
zal uitbalanceren
he/she/it will do
zullen uitbalanceren
we will do
zullen uitbalanceren
you all will do
zullen uitbalanceren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitbalanceren
I would do
zou uitbalanceren
you would do
zou uitbalanceren
he/she/it would do
zouden uitbalanceren
we would do
zouden uitbalanceren
you all would do
zouden uitbalanceren
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitbalancere
I do
uitbalancere
you do
uitbalancere
he/she/it do
uitbalancere
we do
uitbalancere
you all do
uitbalancere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
balanceer uit
do
balanceert uit
do

Examples of uitbalanceren

Example in DutchTranslation in English
Hij kan onder slechte invloed van andere kinderen staan, maar als dat gebeurt, moet wij dat uitbalanceren met goede invloed.He may get some bad input from other kids. But if he does, We'll just balance it out with the good.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

trappelen
trample
trotseren
defy
tuigen
look
tussenvoegen
insert
typecasten
typecast
uitbakken
let it get crisp
uitbannen
expel
uitbomen
do
uitbreiden
expand
uitbuigen
bend

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?