Trivialiseren (to trivialize) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of trivialiseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
trivialiseer
I trivialize
trivialiseert
you trivialize
trivialiseert
he/she/it trivializes
trivialiseren
we trivialize
trivialiseren
you all trivialize
trivialiseren
they trivialize
Present perfect tense
heb getrivialiseerd
I have trivialized
hebt getrivialiseerd
you have trivialized
heeft getrivialiseerd
he/she/it has trivialized
hebben getrivialiseerd
we have trivialized
hebben getrivialiseerd
you all have trivialized
hebben getrivialiseerd
they have trivialized
Past tense
trivialiseerde
I trivialized
trivialiseerde
you trivialized
trivialiseerde
he/she/it trivialized
trivialiseerden
we trivialized
trivialiseerden
you all trivialized
trivialiseerden
they trivialized
Future tense
zal trivialiseren
I will trivialize
zult trivialiseren
you will trivialize
zal trivialiseren
he/she/it will trivialize
zullen trivialiseren
we will trivialize
zullen trivialiseren
you all will trivialize
zullen trivialiseren
they will trivialize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou trivialiseren
I would trivialize
zou trivialiseren
you would trivialize
zou trivialiseren
he/she/it would trivialize
zouden trivialiseren
we would trivialize
zouden trivialiseren
you all would trivialize
zouden trivialiseren
they would trivialize
Subjunctive mood
trivialisere
I trivialize
trivialisere
you trivialize
trivialisere
he/she/it trivialize
trivialisere
we trivialize
trivialisere
you all trivialize
trivialisere
they trivialize
Past perfect tense
had getrivialiseerd
I had trivialized
had getrivialiseerd
you had trivialized
had getrivialiseerd
he/she/it had trivialized
hadden getrivialiseerd
we had trivialized
hadden getrivialiseerd
you all had trivialized
hadden getrivialiseerd
they had trivialized
Future perf.
zal getrivialiseerd hebben
I will have trivialized
zal getrivialiseerd hebben
you will have trivialized
zal getrivialiseerd hebben
he/she/it will have trivialized
zullen getrivialiseerd hebben
we will have trivialized
zullen getrivialiseerd hebben
you all will have trivialized
zullen getrivialiseerd hebben
they will have trivialized
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getrivialiseerd hebben
I would have trivialized
zou getrivialiseerd hebben
you would have trivialized
zou getrivialiseerd hebben
he/she/it would have trivialized
zouden getrivialiseerd hebben
we would have trivialized
zouden getrivialiseerd hebben
you all would have trivialized
zouden getrivialiseerd hebben
they would have trivialized
Du
Ihr
Imperative mood
trivialiseer
trivialize
trivialiseert
trivialize

Examples of trivialiseren

Example in DutchTranslation in English
Bovendien wist de industrie hiervan... en heeft geprobeerd de risico's te trivialiseren.Furthermore industry has known about this at least most industries have known about this and have attempted to trivialize these risks.
U trivialiseert dit tragische ongeval. En daarmee stelt u deze prima mensen en hun werk in een kwaad daglicht.What you're suggesting trivializes this tragedy and casts these people and the work they do in a light you'd be advised to avoid.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

toespelden
do
toetrekken
draw near
transmuteren
transmute
trijzelen
do
triomferen
triumph
tritureren
do
troebleren
do
trukeren
do
tukken
do
tussenvoegen
insert

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'trivialize':

None found.
Learning languages?