Toneelspelen (to act) conjugation

Dutch
17 examples

Conjugation of toneelspelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
speel toneel
I act
speelt toneel
you act
speelt toneel
he/she/it acts
spelen toneel
we act
spelen toneel
you all act
spelen toneel
they act
Present perfect tense
heb toneelgespeeld
I have acted
hebt toneelgespeeld
you have acted
heeft toneelgespeeld
he/she/it has acted
hebben toneelgespeeld
we have acted
hebben toneelgespeeld
you all have acted
hebben toneelgespeeld
they have acted
Past tense
speelde toneel
I acted
speelde toneel
you acted
speelde toneel
he/she/it acted
speelden toneel
we acted
speelden toneel
you all acted
speelden toneel
they acted
Future tense
zal toneelspelen
I will act
zult toneelspelen
you will act
zal toneelspelen
he/she/it will act
zullen toneelspelen
we will act
zullen toneelspelen
you all will act
zullen toneelspelen
they will act
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou toneelspelen
I would act
zou toneelspelen
you would act
zou toneelspelen
he/she/it would act
zouden toneelspelen
we would act
zouden toneelspelen
you all would act
zouden toneelspelen
they would act
Subjunctive mood
spele toneel
I act
spele toneel
you act
spele toneel
he/she/it act
spele toneel
we act
spele toneel
you all act
spele toneel
they act
Past perfect tense
had toneelgespeeld
I had acted
had toneelgespeeld
you had acted
had toneelgespeeld
he/she/it had acted
hadden toneelgespeeld
we had acted
hadden toneelgespeeld
you all had acted
hadden toneelgespeeld
they had acted
Future perf.
zal toneelgespeeld hebben
I will have acted
zal toneelgespeeld hebben
you will have acted
zal toneelgespeeld hebben
he/she/it will have acted
zullen toneelgespeeld hebben
we will have acted
zullen toneelgespeeld hebben
you all will have acted
zullen toneelgespeeld hebben
they will have acted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou toneelgespeeld hebben
I would have acted
zou toneelgespeeld hebben
you would have acted
zou toneelgespeeld hebben
he/she/it would have acted
zouden toneelgespeeld hebben
we would have acted
zouden toneelgespeeld hebben
you all would have acted
zouden toneelgespeeld hebben
they would have acted
Present bijzin tense
toneelspeel
I act
toneelspeelt
you act
toneelspeelt
he/she/it acts
toneelspelen
we act
toneelspelen
you all act
toneelspelen
they act
Past bijzin tense
toneelspeelde
I acted
toneelspeelde
you acted
toneelspeelde
he/she/it acted
toneelspeelden
we acted
toneelspeelden
you all acted
toneelspeelden
they acted
Future bijzin tense
zal toneelspelen
I will act
zult toneelspelen
you will act
zal toneelspelen
he/she/it will act
zullen toneelspelen
we will act
zullen toneelspelen
you all will act
zullen toneelspelen
they will act
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou toneelspelen
I would act
zou toneelspelen
you would act
zou toneelspelen
he/she/it would act
zouden toneelspelen
we would act
zouden toneelspelen
you all would act
zouden toneelspelen
they would act
Subjunctive bijzin mood
toneelspele
I act
toneelspele
you act
toneelspele
he/she/it act
toneelspele
we act
toneelspele
you all act
toneelspele
they act
Du
Ihr
Imperative mood
speel toneel
act
speelt toneel
act

Examples of toneelspelen

Example in DutchTranslation in English
- Dat toneelspelen van je.- The act.
- Nee, dat was toneelspelen.- No, that was acting.
-Wil je dal we toneelspelen?You want us to act?
...over toneelspelen....about acting, you know? So I quit.
Beetje bluf, beetje toneelspelen.- A bit of bluffing, pIay-acting.
- Ik speel toneel.I act in plays.
Doe de deur open en speel toneel.Answer the door, and act. You got it?
Hij speelt toneel bij een plaatselijke schouwburg. Hoeveel pathologen...And he is actually doing a play at the local theatre, how many coroners do...
Hij speelt toneel, Michelle, net als alles wat hij ooit tegen je gezegd heeft.It's an act, Michelle, just like everything he's ever said to you.
Je probeert iedereen ervan te overtuigen dat je cool bent... maar je speelt toneel.You spend so much time trying to convince people that you're cool but it's just an act.
Je speelt toneel?You're acting?
Ze spelen toneel.-It's an act.
Omdat ik geen politieman ben. Ik doe wel alsof ik Becketts collega ben, maar op dit soort dagen besef ik dat ik maar toneelspeel.I like to pretend I'm Beckett's partner and like I'm one of them, but days like today, I realize, I... that I've just been playacting.
Als je toneelspeelt wordt je gezien.When you act, you can be seen.
Daar kun je van leven terwijl je les neemt, of toneelspeelt.That way you could support yourself while taking acting classes.
Ze denken dat ze misschien toneelspeelt.There's some suggestion that she's been acting.
Ze willen dat je toneelspeelt.Because that's what they want. They want you to play act anyhow.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

toepen
do
toevallen
accrue to
toevliegen
come flying
toewassen
do
tokkelen
strum
tolken
interpret
tomen
bridle
tonen
show
trainen
train
transporteren
transport

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'act':

None found.
Learning languages?