Toespijkeren (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of toespijkeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spijker toe
I do
spijkert toe
you do
spijkert toe
he/she/it does
spijkeren toe
we do
spijkeren toe
you all do
spijkeren toe
they do
Present perfect tense
heb toegespijkerd
I have done
hebt toegespijkerd
you have done
heeft toegespijkerd
he/she/it has done
hebben toegespijkerd
we have done
hebben toegespijkerd
you all have done
hebben toegespijkerd
they have done
Past tense
spijkerde toe
I did
spijkerde toe
you did
spijkerde toe
he/she/it did
spijkerden toe
we did
spijkerden toe
you all did
spijkerden toe
they did
Future tense
zal toespijkeren
I will do
zult toespijkeren
you will do
zal toespijkeren
he/she/it will do
zullen toespijkeren
we will do
zullen toespijkeren
you all will do
zullen toespijkeren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou toespijkeren
I would do
zou toespijkeren
you would do
zou toespijkeren
he/she/it would do
zouden toespijkeren
we would do
zouden toespijkeren
you all would do
zouden toespijkeren
they would do
Subjunctive mood
spijkere toe
I do
spijkere toe
you do
spijkere toe
he/she/it do
spijkere toe
we do
spijkere toe
you all do
spijkere toe
they do
Past perfect tense
had toegespijkerd
I had done
had toegespijkerd
you had done
had toegespijkerd
he/she/it had done
hadden toegespijkerd
we had done
hadden toegespijkerd
you all had done
hadden toegespijkerd
they had done
Future perf.
zal toegespijkerd hebben
I will have done
zal toegespijkerd hebben
you will have done
zal toegespijkerd hebben
he/she/it will have done
zullen toegespijkerd hebben
we will have done
zullen toegespijkerd hebben
you all will have done
zullen toegespijkerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou toegespijkerd hebben
I would have done
zou toegespijkerd hebben
you would have done
zou toegespijkerd hebben
he/she/it would have done
zouden toegespijkerd hebben
we would have done
zouden toegespijkerd hebben
you all would have done
zouden toegespijkerd hebben
they would have done
Present bijzin tense
toespijker
I do
toespijkert
you do
toespijkert
he/she/it does
toespijkeren
we do
toespijkeren
you all do
toespijkeren
they do
Past bijzin tense
toespijkerde
I did
toespijkerde
you did
toespijkerde
he/she/it did
toespijkerden
we did
toespijkerden
you all did
toespijkerden
they did
Future bijzin tense
zal toespijkeren
I will do
zult toespijkeren
you will do
zal toespijkeren
he/she/it will do
zullen toespijkeren
we will do
zullen toespijkeren
you all will do
zullen toespijkeren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou toespijkeren
I would do
zou toespijkeren
you would do
zou toespijkeren
he/she/it would do
zouden toespijkeren
we would do
zouden toespijkeren
you all would do
zouden toespijkeren
they would do
Subjunctive bijzin mood
toespijkere
I do
toespijkere
you do
toespijkere
he/she/it do
toespijkere
we do
toespijkere
you all do
toespijkere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
spijker to
do
spijkert t
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

tillen
lift
tirasseren
do
tjilpen
twitter
toebinden
ligature
toerekenen
suffice
toeschieten
do
toesluiten
shut
toesmakken
do
toespelen
bounce pass
toespitsen
focus

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?