Toereiken (to suffice) conjugation

Dutch

Conjugation of toereiken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
reik toe
I suffice
reikt toe
you suffice
reikt toe
he/she/it suffices
reiken toe
we suffice
reiken toe
you all suffice
reiken toe
they suffice
Present perfect tense
heb toegereikt
I have sufficed
hebt toegereikt
you have sufficed
heeft toegereikt
he/she/it has sufficed
hebben toegereikt
we have sufficed
hebben toegereikt
you all have sufficed
hebben toegereikt
they have sufficed
Past tense
reikte toe
I sufficed
reikte toe
you sufficed
reikte toe
he/she/it sufficed
reikten toe
we sufficed
reikten toe
you all sufficed
reikten toe
they sufficed
Future tense
zal toereiken
I will suffice
zult toereiken
you will suffice
zal toereiken
he/she/it will suffice
zullen toereiken
we will suffice
zullen toereiken
you all will suffice
zullen toereiken
they will suffice
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou toereiken
I would suffice
zou toereiken
you would suffice
zou toereiken
he/she/it would suffice
zouden toereiken
we would suffice
zouden toereiken
you all would suffice
zouden toereiken
they would suffice
Subjunctive mood
reike toe
I suffice
reike toe
you suffice
reike toe
he/she/it suffice
reike toe
we suffice
reike toe
you all suffice
reike toe
they suffice
Past perfect tense
had toegereikt
I had sufficed
had toegereikt
you had sufficed
had toegereikt
he/she/it had sufficed
hadden toegereikt
we had sufficed
hadden toegereikt
you all had sufficed
hadden toegereikt
they had sufficed
Future perf.
zal toegereikt hebben
I will have sufficed
zal toegereikt hebben
you will have sufficed
zal toegereikt hebben
he/she/it will have sufficed
zullen toegereikt hebben
we will have sufficed
zullen toegereikt hebben
you all will have sufficed
zullen toegereikt hebben
they will have sufficed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou toegereikt hebben
I would have sufficed
zou toegereikt hebben
you would have sufficed
zou toegereikt hebben
he/she/it would have sufficed
zouden toegereikt hebben
we would have sufficed
zouden toegereikt hebben
you all would have sufficed
zouden toegereikt hebben
they would have sufficed
Present bijzin tense
toereik
I suffice
toereikt
you suffice
toereikt
he/she/it suffices
toereiken
we suffice
toereiken
you all suffice
toereiken
they suffice
Past bijzin tense
toereikte
I sufficed
toereikte
you sufficed
toereikte
he/she/it sufficed
toereikten
we sufficed
toereikten
you all sufficed
toereikten
they sufficed
Future bijzin tense
zal toereiken
I will suffice
zult toereiken
you will suffice
zal toereiken
he/she/it will suffice
zullen toereiken
we will suffice
zullen toereiken
you all will suffice
zullen toereiken
they will suffice
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou toereiken
I would suffice
zou toereiken
you would suffice
zou toereiken
he/she/it would suffice
zouden toereiken
we would suffice
zouden toereiken
you all would suffice
zouden toereiken
they would suffice
Subjunctive bijzin mood
toereike
I suffice
toereike
you suffice
toereike
he/she/it suffice
toereike
we suffice
toereike
you all suffice
toereike
they suffice
Du
Ihr
Imperative mood
reik to
suffice
reikt t
suffice

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

tjokken
do
toe-eigenen
do
toeblaffen
do
toebrullen
roar it
toepen
do
toeprangen
do
toerekenen
suffice
toestrijken
send rich
toetakelen
whip
toeteren
toot

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'suffice':

None found.
Learning languages?