Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Tjangelen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
tjangel
tjangelt
tjangelt
tjangelen
tjangelen
tjangelen
Present perfect tense
heb getjangeld
hebt getjangeld
heeft getjangeld
hebben getjangeld
hebben getjangeld
hebben getjangeld
Past tense
tjangelde
tjangelde
tjangelde
tjangelden
tjangelden
tjangelden
Future tense
zal tjangelen
zult tjangelen
zal tjangelen
zullen tjangelen
zullen tjangelen
zullen tjangelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou tjangelen
zou tjangelen
zou tjangelen
zouden tjangelen
zouden tjangelen
zouden tjangelen
Subjunctive mood
tjangele
tjangele
tjangele
tjangele
tjangele
tjangele
Past perfect tense
had getjangeld
had getjangeld
had getjangeld
hadden getjangeld
hadden getjangeld
hadden getjangeld
Future perf.
zal getjangeld hebben
zal getjangeld hebben
zal getjangeld hebben
zullen getjangeld hebben
zullen getjangeld hebben
zullen getjangeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getjangeld hebben
zou getjangeld hebben
zou getjangeld hebben
zouden getjangeld hebben
zouden getjangeld hebben
zouden getjangeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
tjangel
tjangelt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

tjingelen
jangle

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

terugdrijven
repulse
terugvloeien
reflux
teuten
do
tierelieren
tier winches
timmeren
build
tituleren
title
tjetten
do
toebinden
ligature
toebrullen
roar it
toegaan
happen

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.