| Ik kan nu niet thuiszitten. | I just can't be at home right now. |
| Ik zou liever thuiszitten met een goed boek. | I'd rather be at home with a good book. |
| Tot die tijd zal ze dus gewoon thuiszitten? | So until then, what, she's-- she'll just be at home? |
| Jij zit thuis met je kind terwijl ik geweldig loop te zijn. | You'll be at home with the kid while I am out awesome-ing all over the place. |
| U zit thuis met Ernest, en leeft nog lang en gelukkig. | You're supposed to be at home, living happily ever after with Ernest. |
| We zitten thuis van de rust te genieten. | So if you need us, we'll be at home, having a quiet evening. |
| - Die wist van niks. Hij zat thuis in Oxford. | He was at home in Oxford. |
| -Dat grietje van Tony... lk zat thuis te blokken voor m'n wiskunde. | That girl of Tony's. I was at home, preparing for my math tutorial. |
| Bobby zat thuis voetbal te kijken. | Bobby was at home watching the footy. |
| Hij zat thuis te protesteren. | He was at home, in protest. |
| Ik zat thuis bij mijn vrouw. | I was at home with my wife. |
