Dutch
Afrikaans
Albanian
Arabic
Azeri
Basque
Catalan
Danish
Dutch
English
Esperanto
Estonian
Faroese
Finnish verbs
Finnish adjectives
Finnish nouns
French
German
Hawaiian
Hebrew
Hungarian
Icelandic
Indonesian
Italian
Japanese
Latvian
Lithuanian
Macedonian
Malay
Maltese
Maori
Modern Greek
Norwegian
Persian
Polish
Portuguese
Quechua
Romanian
Russian verbs
Russian adjectives
Russian nouns
Spanish
Swedish
Thai
Turkish
Vietnamese
Search
Quick navigation...
Dutch Cooljugator home
List of Dutch verbs
Submit feedback
About Cooljugator
Cooljugator blog
Cooljugator home
Terugluisteren (to replay) conjugation
Dutch
Conjugation of terugluisteren
Translation
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
luister terug
I replay
luistert terug
you replay
luistert terug
he/she/it replays
luisteren terug
we replay
luisteren terug
you all replay
luisteren terug
they replay
Present perfect tense
heb teruggeluisterd
I have replayed
hebt teruggeluisterd
you have replayed
heeft teruggeluisterd
he/she/it has replayed
hebben teruggeluisterd
we have replayed
hebben teruggeluisterd
you all have replayed
hebben teruggeluisterd
they have replayed
Past tense
luisterde terug
I replayed
luisterde terug
you replayed
luisterde terug
he/she/it replayed
luisterden terug
we replayed
luisterden terug
you all replayed
luisterden terug
they replayed
Future tense
zal terugluisteren
I will replay
zult terugluisteren
you will replay
zal terugluisteren
he/she/it will replay
zullen terugluisteren
we will replay
zullen terugluisteren
you all will replay
zullen terugluisteren
they will replay
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou terugluisteren
I would replay
zou terugluisteren
you would replay
zou terugluisteren
he/she/it would replay
zouden terugluisteren
we would replay
zouden terugluisteren
you all would replay
zouden terugluisteren
they would replay
Subjunctive mood
luistere terug
I replay
luistere terug
you replay
luistere terug
he/she/it replay
luistere terug
we replay
luistere terug
you all replay
luistere terug
they replay
Past perfect tense
had teruggeluisterd
I had replayed
had teruggeluisterd
you had replayed
had teruggeluisterd
he/she/it had replayed
hadden teruggeluisterd
we had replayed
hadden teruggeluisterd
you all had replayed
hadden teruggeluisterd
they had replayed
Future perf.
zal teruggeluisterd hebben
I will have replayed
zal teruggeluisterd hebben
you will have replayed
zal teruggeluisterd hebben
he/she/it will have replayed
zullen teruggeluisterd hebben
we will have replayed
zullen teruggeluisterd hebben
you all will have replayed
zullen teruggeluisterd hebben
they will have replayed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou teruggeluisterd hebben
I would have replayed
zou teruggeluisterd hebben
you would have replayed
zou teruggeluisterd hebben
he/she/it would have replayed
zouden teruggeluisterd hebben
we would have replayed
zouden teruggeluisterd hebben
you all would have replayed
zouden teruggeluisterd hebben
they would have replayed
Present bijzin tense
terugluister
I replay
terugluistert
you replay
terugluistert
he/she/it replays
terugluisteren
we replay
terugluisteren
you all replay
terugluisteren
they replay
Past bijzin tense
terugluisterde
I replayed
terugluisterde
you replayed
terugluisterde
he/she/it replayed
terugluisterden
we replayed
terugluisterden
you all replayed
terugluisterden
they replayed
Future bijzin tense
zal terugluisteren
I will replay
zult terugluisteren
you will replay
zal terugluisteren
he/she/it will replay
zullen terugluisteren
we will replay
zullen terugluisteren
you all will replay
zullen terugluisteren
they will replay
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou terugluisteren
I would replay
zou terugluisteren
you would replay
zou terugluisteren
he/she/it would replay
zouden terugluisteren
we would replay
zouden terugluisteren
you all would replay
zouden terugluisteren
they would replay
Subjunctive bijzin mood
terugluistere
I replay
terugluistere
you replay
terugluistere
he/she/it replay
terugluistere
we replay
terugluistere
you all replay
terugluistere
they replay
Du
Ihr
Imperative mood
luister terug
replay
luistert terug
replay
More Dutch verbs
Related
Not found
We have none.
Similar
Not found
We have none.
Similar but longer
Not found
We have none.
Random
terugbrengen
take back
teruggaan
go back
teruggooien
discard
terugjagen
back hunting
teruglopen
read back
terugmarcheren
march back
terugslaan
hit back
terugtrekken
retreat
terugvorderen
recover
terugwensen
back wishes
Other Dutch verbs with the meaning similar to 'replay':
None found.
'Replay' in different languages
Language
Verb(s)
Language
Verb(s)
English
replay
Esperanto
revidigi
,
revidiĝi
French
rejouer
,
revisionner
Portuguese
rejogar
Learning languages?
Try Interlinear