Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Tenietgaan (to dwindle) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ga teniet
gaat teniet
gaat teniet
gaan teniet
gaan teniet
gaan teniet
Present perfect tense
ben tenietgegaan
bent tenietgegaan
is tenietgegaan
zijn tenietgegaan
zijn tenietgegaan
zijn tenietgegaan
Past tense
ging teniet
ging teniet
ging teniet
gingen teniet
gingen teniet
gingen teniet
Future tense
zal tenietgaan
zult tenietgaan
zal tenietgaan
zullen tenietgaan
zullen tenietgaan
zullen tenietgaan
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou tenietgaan
zou tenietgaan
zou tenietgaan
zouden tenietgaan
zouden tenietgaan
zouden tenietgaan
Subjunctive mood
ga teniet
ga teniet
ga teniet
ga teniet
ga teniet
ga teniet
Past perfect tense
was tenietgegaan
was tenietgegaan
was tenietgegaan
waren tenietgegaan
waren tenietgegaan
waren tenietgegaan
Future perf.
zal tenietgegaan zijn
zal tenietgegaan zijn
zal tenietgegaan zijn
zullen tenietgegaan zijn
zullen tenietgegaan zijn
zullen tenietgegaan zijn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou tenietgegaan zijn
zou tenietgegaan zijn
zou tenietgegaan zijn
zouden tenietgegaan zijn
zouden tenietgegaan zijn
zouden tenietgegaan zijn
Present bijzin tense
tenietga
tenietgaat
tenietgaat
tenietgaan
tenietgaan
tenietgaan
Past bijzin tense
tenietging
tenietging
tenietging
tenietgingen
tenietgingen
tenietgingen
Future bijzin tense
zal tenietgaan
zult tenietgaan
zal tenietgaan
zullen tenietgaan
zullen tenietgaan
zullen tenietgaan
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou tenietgaan
zou tenietgaan
zou tenietgaan
zouden tenietgaan
zouden tenietgaan
zouden tenietgaan
Subjunctive bijzin mood
tenietga
tenietga
tenietga
tenietga
tenietga
tenietga
Du
Ihr
Imperative mood
ga teniet
gaat teniet

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

stukadoren
plaster
suizelen
buzz
synthetiseren
syncopate
tateren
do
temperaturen
do
tenderen
temp tar
tenietdoen
neutralize
tennissen
tennis
terugbezorgen
return it
teruggroeten
back greetings

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'dwindle':

None found.