Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Tegenvallen (to be dissappointing) conjugation

Dutch

Conjugation of tegenvallen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
val tegen
I am dissappointing
valt tegen
you are dissappointing
valt tegen
he/she/it is dissappointing
vallen tegen
we are dissappointing
vallen tegen
you all are dissappointing
vallen tegen
they are dissappointing
Present perfect tense
heb tegengevallen
I have been dissappointing
hebt tegengevallen
you have been dissappointing
heeft tegengevallen
he/she/it has been dissappointing
hebben tegengevallen
we have been dissappointing
hebben tegengevallen
you all have been dissappointing
hebben tegengevallen
they have been dissappointing
Past tense
viel tegen
I was dissappointing
viel tegen
you were dissappointing
viel tegen
he/she/it was dissappointing
vielen tegen
we were dissappointing
vielen tegen
you all were dissappointing
vielen tegen
they were dissappointing
Future tense
zal tegenvallen
I will be dissappointing
zult tegenvallen
you will be dissappointing
zal tegenvallen
he/she/it will be dissappointing
zullen tegenvallen
we will be dissappointing
zullen tegenvallen
you all will be dissappointing
zullen tegenvallen
they will be dissappointing
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou tegenvallen
I would be dissappointing
zou tegenvallen
you would be dissappointing
zou tegenvallen
he/she/it would be dissappointing
zouden tegenvallen
we would be dissappointing
zouden tegenvallen
you all would be dissappointing
zouden tegenvallen
they would be dissappointing
Subjunctive mood
valle tegen
I am dissappointing
valle tegen
you are dissappointing
valle tegen
he/she/it be dissappointing
valle tegen
we are dissappointing
valle tegen
you all are dissappointing
valle tegen
they are dissappointing
Past perfect tense
had tegengevallen
I had been dissappointing
had tegengevallen
you had been dissappointing
had tegengevallen
he/she/it had been dissappointing
hadden tegengevallen
we had been dissappointing
hadden tegengevallen
you all had been dissappointing
hadden tegengevallen
they had been dissappointing
Future perf.
zal tegengevallen hebben
I will have been dissappointing
zal tegengevallen hebben
you will have been dissappointing
zal tegengevallen hebben
he/she/it will have been dissappointing
zullen tegengevallen hebben
we will have been dissappointing
zullen tegengevallen hebben
you all will have been dissappointing
zullen tegengevallen hebben
they will have been dissappointing
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou tegengevallen hebben
I would have been dissappointing
zou tegengevallen hebben
you would have been dissappointing
zou tegengevallen hebben
he/she/it would have been dissappointing
zouden tegengevallen hebben
we would have been dissappointing
zouden tegengevallen hebben
you all would have been dissappointing
zouden tegengevallen hebben
they would have been dissappointing
Present bijzin tense
tegenval
I am dissappointing
tegenvalt
you are dissappointing
tegenvalt
he/she/it is dissappointing
tegenvallen
we are dissappointing
tegenvallen
you all are dissappointing
tegenvallen
they are dissappointing
Past bijzin tense
tegenviel
I was dissappointing
tegenviel
you were dissappointing
tegenviel
he/she/it was dissappointing
tegenvielen
we were dissappointing
tegenvielen
you all were dissappointing
tegenvielen
they were dissappointing
Future bijzin tense
zal tegenvallen
I will be dissappointing
zult tegenvallen
you will be dissappointing
zal tegenvallen
he/she/it will be dissappointing
zullen tegenvallen
we will be dissappointing
zullen tegenvallen
you all will be dissappointing
zullen tegenvallen
they will be dissappointing
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou tegenvallen
I would be dissappointing
zou tegenvallen
you would be dissappointing
zou tegenvallen
he/she/it would be dissappointing
zouden tegenvallen
we would be dissappointing
zouden tegenvallen
you all would be dissappointing
zouden tegenvallen
they would be dissappointing
Subjunctive bijzin mood
tegenvalle
I am dissappointing
tegenvalle
you are dissappointing
tegenvalle
he/she/it be dissappointing
tegenvalle
we are dissappointing
tegenvalle
you all are dissappointing
tegenvalle
they are dissappointing
Du
Ihr
Imperative mood
val tegen
be dissappointing
valt tegen
be dissappointing

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

stremmen
curdle
stukadoren
plaster
sukkelen
whiz
sussen
lull
tapen
tap
tegensputteren
protest
tegensteken
do
tegensturen
send
tegenwerken
work against
tentoonspreiden
exhibit

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'be dissappointing':

None found.