Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Tariferen (to tariff) conjugation

Dutch

Conjugation of tariferen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
tarifeer
I tariff
tarifeert
you tariff
tarifeert
he/she/it tariffs
tariferen
we tariff
tariferen
you all tariff
tariferen
they tariff
Present perfect tense
heb getarifeerd
I have tariffed
hebt getarifeerd
you have tariffed
heeft getarifeerd
he/she/it has tariffed
hebben getarifeerd
we have tariffed
hebben getarifeerd
you all have tariffed
hebben getarifeerd
they have tariffed
Past tense
tarifeerde
I tariffed
tarifeerde
you tariffed
tarifeerde
he/she/it tariffed
tarifeerden
we tariffed
tarifeerden
you all tariffed
tarifeerden
they tariffed
Future tense
zal tariferen
I will tariff
zult tariferen
you will tariff
zal tariferen
he/she/it will tariff
zullen tariferen
we will tariff
zullen tariferen
you all will tariff
zullen tariferen
they will tariff
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou tariferen
I would tariff
zou tariferen
you would tariff
zou tariferen
he/she/it would tariff
zouden tariferen
we would tariff
zouden tariferen
you all would tariff
zouden tariferen
they would tariff
Subjunctive mood
tarifere
I tariff
tarifere
you tariff
tarifere
he/she/it tariff
tarifere
we tariff
tarifere
you all tariff
tarifere
they tariff
Past perfect tense
had getarifeerd
I had tariffed
had getarifeerd
you had tariffed
had getarifeerd
he/she/it had tariffed
hadden getarifeerd
we had tariffed
hadden getarifeerd
you all had tariffed
hadden getarifeerd
they had tariffed
Future perf.
zal getarifeerd hebben
I will have tariffed
zal getarifeerd hebben
you will have tariffed
zal getarifeerd hebben
he/she/it will have tariffed
zullen getarifeerd hebben
we will have tariffed
zullen getarifeerd hebben
you all will have tariffed
zullen getarifeerd hebben
they will have tariffed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getarifeerd hebben
I would have tariffed
zou getarifeerd hebben
you would have tariffed
zou getarifeerd hebben
he/she/it would have tariffed
zouden getarifeerd hebben
we would have tariffed
zouden getarifeerd hebben
you all would have tariffed
zouden getarifeerd hebben
they would have tariffed
Du
Ihr
Imperative mood
tarifeer
tariff
tarifeert
tariff

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

stremmen
curdle
strossen
do
stuklopen
flounder
suppliëren
do
tandenpoetsen
toothbrush
tappen
tap
tarnen
do
tegeneten
eat
tegensputteren
protest
tekortdoen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'tariff':

None found.