Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Tamboereren (to hammer) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
tamboereer
tamboereert
tamboereert
tamboereren
tamboereren
tamboereren
Present perfect tense
heb getamboereerd
hebt getamboereerd
heeft getamboereerd
hebben getamboereerd
hebben getamboereerd
hebben getamboereerd
Past tense
tamboereerde
tamboereerde
tamboereerde
tamboereerden
tamboereerden
tamboereerden
Future tense
zal tamboereren
zult tamboereren
zal tamboereren
zullen tamboereren
zullen tamboereren
zullen tamboereren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou tamboereren
zou tamboereren
zou tamboereren
zouden tamboereren
zouden tamboereren
zouden tamboereren
Subjunctive mood
tamboerere
tamboerere
tamboerere
tamboerere
tamboerere
tamboerere
Past perfect tense
had getamboereerd
had getamboereerd
had getamboereerd
hadden getamboereerd
hadden getamboereerd
hadden getamboereerd
Future perf.
zal getamboereerd hebben
zal getamboereerd hebben
zal getamboereerd hebben
zullen getamboereerd hebben
zullen getamboereerd hebben
zullen getamboereerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getamboereerd hebben
zou getamboereerd hebben
zou getamboereerd hebben
zouden getamboereerd hebben
zouden getamboereerd hebben
zouden getamboereerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
tamboereer
tamboereert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'hammer':

None found.