Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Supprimeren (to suppress) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
supprimeer
supprimeert
supprimeert
supprimeren
supprimeren
supprimeren
Present perfect tense
heb gesupprimeerd
hebt gesupprimeerd
heeft gesupprimeerd
hebben gesupprimeerd
hebben gesupprimeerd
hebben gesupprimeerd
Past tense
supprimeerde
supprimeerde
supprimeerde
supprimeerden
supprimeerden
supprimeerden
Future tense
zal supprimeren
zult supprimeren
zal supprimeren
zullen supprimeren
zullen supprimeren
zullen supprimeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou supprimeren
zou supprimeren
zou supprimeren
zouden supprimeren
zouden supprimeren
zouden supprimeren
Subjunctive mood
supprimere
supprimere
supprimere
supprimere
supprimere
supprimere
Past perfect tense
had gesupprimeerd
had gesupprimeerd
had gesupprimeerd
hadden gesupprimeerd
hadden gesupprimeerd
hadden gesupprimeerd
Future perf.
zal gesupprimeerd hebben
zal gesupprimeerd hebben
zal gesupprimeerd hebben
zullen gesupprimeerd hebben
zullen gesupprimeerd hebben
zullen gesupprimeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesupprimeerd hebben
zou gesupprimeerd hebben
zou gesupprimeerd hebben
zouden gesupprimeerd hebben
zouden gesupprimeerd hebben
zouden gesupprimeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
supprimeer
supprimeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'suppress':

None found.