Stukslaan (to smash) conjugation

Dutch
12 examples

Conjugation of stukslaan

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sla stuk
I smash
slaat stuk
you smash
slaat stuk
he/she/it smashes
slaan stuk
we smash
slaan stuk
you all smash
slaan stuk
they smash
Present perfect tense
heb stukgeslagen
I have smashed
hebt stukgeslagen
you have smashed
heeft stukgeslagen
he/she/it has smashed
hebben stukgeslagen
we have smashed
hebben stukgeslagen
you all have smashed
hebben stukgeslagen
they have smashed
Past tense
sloeg stuk
I smashed
sloeg stuk
you smashed
sloeg stuk
he/she/it smashed
sloegen stuk
we smashed
sloegen stuk
you all smashed
sloegen stuk
they smashed
Future tense
zal stukslaan
I will smash
zult stukslaan
you will smash
zal stukslaan
he/she/it will smash
zullen stukslaan
we will smash
zullen stukslaan
you all will smash
zullen stukslaan
they will smash
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou stukslaan
I would smash
zou stukslaan
you would smash
zou stukslaan
he/she/it would smash
zouden stukslaan
we would smash
zouden stukslaan
you all would smash
zouden stukslaan
they would smash
Subjunctive mood
sla stuk
I smash
sla stuk
you smash
sla stuk
he/she/it smash
sla stuk
we smash
sla stuk
you all smash
sla stuk
they smash
Past perfect tense
had stukgeslagen
I had smashed
had stukgeslagen
you had smashed
had stukgeslagen
he/she/it had smashed
hadden stukgeslagen
we had smashed
hadden stukgeslagen
you all had smashed
hadden stukgeslagen
they had smashed
Future perf.
zal stukgeslagen hebben
I will have smashed
zal stukgeslagen hebben
you will have smashed
zal stukgeslagen hebben
he/she/it will have smashed
zullen stukgeslagen hebben
we will have smashed
zullen stukgeslagen hebben
you all will have smashed
zullen stukgeslagen hebben
they will have smashed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou stukgeslagen hebben
I would have smashed
zou stukgeslagen hebben
you would have smashed
zou stukgeslagen hebben
he/she/it would have smashed
zouden stukgeslagen hebben
we would have smashed
zouden stukgeslagen hebben
you all would have smashed
zouden stukgeslagen hebben
they would have smashed
Present bijzin tense
stuksla
I smash
stukslaat
you smash
stukslaat
he/she/it smashes
stukslaan
we smash
stukslaan
you all smash
stukslaan
they smash
Past bijzin tense
stuksloeg
I smashed
stuksloeg
you smashed
stuksloeg
he/she/it smashed
stuksloegen
we smashed
stuksloegen
you all smashed
stuksloegen
they smashed
Future bijzin tense
zal stukslaan
I will smash
zult stukslaan
you will smash
zal stukslaan
he/she/it will smash
zullen stukslaan
we will smash
zullen stukslaan
you all will smash
zullen stukslaan
they will smash
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou stukslaan
I would smash
zou stukslaan
you would smash
zou stukslaan
he/she/it would smash
zouden stukslaan
we would smash
zouden stukslaan
you all would smash
zouden stukslaan
they would smash
Subjunctive bijzin mood
stuksla
I smash
stuksla
you smash
stuksla
he/she/it smash
stuksla
we smash
stuksla
you all smash
stuksla
they smash
Du
Ihr
Imperative mood
sla stuk
smash
slaat stuk
smash

Examples of stukslaan

Example in DutchTranslation in English
Blijf ze stukslaan.Keep smashing, Number Two.
Dat is de ik-wil-iets-stukslaan-maar- dan-denkt-ze-dat-ik-gek-ben-blik.That's the I-want-to-smash-something- but-she'll-think-I'm-crazy look.
Geen mensen in de keuken, die de borden stukslaan.No people coming into the kitchen, smashing the dishes.
Het stukslaan van een horloge is nog geen moord.- He found a watch and smashed it. That doesn't mean he's a killer.
Ik had geen sleutel bij me en moest 'n ruitje stukslaan.I didn't have a key, so I had to smash the window.
- Misschien. Lemand heeft m'n autoruit stukgeslagen en de cd-speler gejat.Well, it's just a guess but someone broke into my car last weekend and smashed my window and made off with my CD player.
...en hun schedels tegen de muren stukgeslagen....and smashed their skulls on the walls of the houses.
Alle spiegels zijn stukgeslagen.Every mirror in the house was smashed.
Daarom werden de tanden waarschijnlijk ook stukgeslagen.Probably the same reason why the teeth are smashed in.
De zender is stukgeslagen.Transmitter's been deliberately smashed.
De vriendin die het stuksloeg, hoe heet die?The girlfriend who smashed it- what's her name?
Lara, je zei iets toen we je oppikten... je zei dat Martin de radio stuksloeg.Lara, you said something when we picked you up... you told us that Martin smashed the radio.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

staven
do
stippelen
do
stolpen
do
stralen
radiate
struinen
stroll
stukbreken
piece break
stukschieten
piece shooting
stuksmijten
piece fling
symboliseren
symbolize
systematiseren
systematize

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'smash':

None found.
Learning languages?