Strompelen (to hobble) conjugation

Dutch
10 examples

Conjugation of strompelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
strompel
I hobble
strompelt
you hobble
strompelt
he/she/it hobbles
strompelen
we hobble
strompelen
you all hobble
strompelen
they hobble
Present perfect tense
ben gestrompeld
I have hobbled
bent gestrompeld
you have hobbled
is gestrompeld
he/she/it has hobbled
zijn gestrompeld
we have hobbled
zijn gestrompeld
you all have hobbled
zijn gestrompeld
they have hobbled
Past tense
strompelde
I hobbled
strompelde
you hobbled
strompelde
he/she/it hobbled
strompelden
we hobbled
strompelden
you all hobbled
strompelden
they hobbled
Future tense
zal strompelen
I will hobble
zult strompelen
you will hobble
zal strompelen
he/she/it will hobble
zullen strompelen
we will hobble
zullen strompelen
you all will hobble
zullen strompelen
they will hobble
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou strompelen
I would hobble
zou strompelen
you would hobble
zou strompelen
he/she/it would hobble
zouden strompelen
we would hobble
zouden strompelen
you all would hobble
zouden strompelen
they would hobble
Subjunctive mood
strompele
I hobble
strompele
you hobble
strompele
he/she/it hobble
strompele
we hobble
strompele
you all hobble
strompele
they hobble
Past perfect tense
was gestrompeld
I had hobbled
was gestrompeld
you had hobbled
was gestrompeld
he/she/it had hobbled
waren gestrompeld
we had hobbled
waren gestrompeld
you all had hobbled
waren gestrompeld
they had hobbled
Future perf.
zal gestrompeld zijn
I will have hobbled
zal gestrompeld zijn
you will have hobbled
zal gestrompeld zijn
he/she/it will have hobbled
zullen gestrompeld zijn
we will have hobbled
zullen gestrompeld zijn
you all will have hobbled
zullen gestrompeld zijn
they will have hobbled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gestrompeld zijn
I would have hobbled
zou gestrompeld zijn
you would have hobbled
zou gestrompeld zijn
he/she/it would have hobbled
zouden gestrompeld zijn
we would have hobbled
zouden gestrompeld zijn
you all would have hobbled
zouden gestrompeld zijn
they would have hobbled
Du
Ihr
Imperative mood
strompel
hobble
strompelt
hobble

Examples of strompelen

Example in DutchTranslation in English
Een schandaal als dit en de school zou strompelen.A scandal like this could hobble the school.
Ik moet gaan strompelen.- No. I gotta hobble.
Maar jij keek toe hoe je kind opstond en maakte het aan het strompelen.But you watched your child stand and then you hobbled it.
Gaten in mijn schoenen, strompel hier, strompel daar.Holes in my shoes, here hobble, hobble there.
Ik heb een afspraak met de arts voor mijn verdoemde artritis, dus strompel ik nu best naar daar. Haast je dan maar.I've got an appointment with the doctor now for this damned arthritis, so I'd best hobble on over there.
Hij strompelt en is uitgeput.He's hobbled, exhausted.
Mag je blij zijn dat je niet strompelt, toch?You should be happy you didn't get hobbled. Right?
Vervolgens gaat hij helemaal alleen op reis en strompelt naar het balkon.- Next, he goes on this trip entirely alone. He has to be alone. He hobbles all the way out to the observation platform.
Aan het bloed te zien, brak hij zijn been en sleepte het achter hem toen hij weg strompelde.From the blood smears, looks like he broke his leg, dragged it behind him as he hobbled away.
Nadat Crick in pijn weg strompelde, waren wij nog steeds dronken van het lachen en vol vrolijkheid.After Crick hobbled away in pain, we were still drunk with laughter.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

afstrompelen
do

Random

staven
do
stilzitten
sit still
stranden
run ashore
strelen
stroke
stremmen
curdle
strikken
do
stromen
stream
strooien
dump
stuffen
stuff
stukmaken
break

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'hobble':

None found.
Learning languages?