Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Stopzetten (to shut off) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zet stop
zet stop
zet stop
zetten stop
zetten stop
zetten stop
Present perfect tense
heb stopgezet
hebt stopgezet
heeft stopgezet
hebben stopgezet
hebben stopgezet
hebben stopgezet
Past tense
zette stop
zette stop
zette stop
zetten stop
zetten stop
zetten stop
Future tense
zal stopzetten
zult stopzetten
zal stopzetten
zullen stopzetten
zullen stopzetten
zullen stopzetten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou stopzetten
zou stopzetten
zou stopzetten
zouden stopzetten
zouden stopzetten
zouden stopzetten
Subjunctive mood
zette stop
zette stop
zette stop
zette stop
zette stop
zette stop
Past perfect tense
had stopgezet
had stopgezet
had stopgezet
hadden stopgezet
hadden stopgezet
hadden stopgezet
Future perf.
zal stopgezet hebben
zal stopgezet hebben
zal stopgezet hebben
zullen stopgezet hebben
zullen stopgezet hebben
zullen stopgezet hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou stopgezet hebben
zou stopgezet hebben
zou stopgezet hebben
zouden stopgezet hebben
zouden stopgezet hebben
zouden stopgezet hebben
Present bijzin tense
stopzet
stopzet
stopzet
stopzetten
stopzetten
stopzetten
Past bijzin tense
stopzette
stopzette
stopzette
stopzetten
stopzetten
stopzetten
Future bijzin tense
zal stopzetten
zult stopzetten
zal stopzetten
zullen stopzetten
zullen stopzetten
zullen stopzetten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou stopzetten
zou stopzetten
zou stopzetten
zouden stopzetten
zouden stopzetten
zouden stopzetten
Subjunctive bijzin mood
stopzette
stopzette
stopzette
stopzette
stopzette
stopzette
Du
Ihr
Imperative mood
zet stop
zet stop

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

stilzetten
halt

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

squashen
squash
stieren
do
stijfvloeken
stiff curses
stillen
decommission
stoppen
charge
storen
disturb
stormlopen
rush
streaken
streak
strubbelen
do
stuiptrekken
convulse

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'shut off':

None found.