Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Stijfvloeken (to stiff curses) conjugation

Dutch

Conjugation of stijfvloeken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vloek stijf
I stiff curses
vloekt stijf
you stiff curses
vloekt stijf
he/she/it stiffs curses
vloeken stijf
we stiff curses
vloeken stijf
you all stiff curses
vloeken stijf
they stiff curses
Present perfect tense
heb stijfgevloekt
I have stiffed curses
hebt stijfgevloekt
you have stiffed curses
heeft stijfgevloekt
he/she/it has stiffed curses
hebben stijfgevloekt
we have stiffed curses
hebben stijfgevloekt
you all have stiffed curses
hebben stijfgevloekt
they have stiffed curses
Past tense
vloekte stijf
I stiffed curses
vloekte stijf
you stiffed curses
vloekte stijf
he/she/it stiffed curses
vloekten stijf
we stiffed curses
vloekten stijf
you all stiffed curses
vloekten stijf
they stiffed curses
Future tense
zal stijfvloeken
I will stiff curses
zult stijfvloeken
you will stiff curses
zal stijfvloeken
he/she/it will stiff curses
zullen stijfvloeken
we will stiff curses
zullen stijfvloeken
you all will stiff curses
zullen stijfvloeken
they will stiff curses
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou stijfvloeken
I would stiff curses
zou stijfvloeken
you would stiff curses
zou stijfvloeken
he/she/it would stiff curses
zouden stijfvloeken
we would stiff curses
zouden stijfvloeken
you all would stiff curses
zouden stijfvloeken
they would stiff curses
Subjunctive mood
vloeke stijf
I stiff curses
vloeke stijf
you stiff curses
vloeke stijf
he/she/it stiff curses
vloeke stijf
we stiff curses
vloeke stijf
you all stiff curses
vloeke stijf
they stiff curses
Past perfect tense
had stijfgevloekt
I had stiffed curses
had stijfgevloekt
you had stiffed curses
had stijfgevloekt
he/she/it had stiffed curses
hadden stijfgevloekt
we had stiffed curses
hadden stijfgevloekt
you all had stiffed curses
hadden stijfgevloekt
they had stiffed curses
Future perf.
zal stijfgevloekt hebben
I will have stiffed curses
zal stijfgevloekt hebben
you will have stiffed curses
zal stijfgevloekt hebben
he/she/it will have stiffed curses
zullen stijfgevloekt hebben
we will have stiffed curses
zullen stijfgevloekt hebben
you all will have stiffed curses
zullen stijfgevloekt hebben
they will have stiffed curses
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou stijfgevloekt hebben
I would have stiffed curses
zou stijfgevloekt hebben
you would have stiffed curses
zou stijfgevloekt hebben
he/she/it would have stiffed curses
zouden stijfgevloekt hebben
we would have stiffed curses
zouden stijfgevloekt hebben
you all would have stiffed curses
zouden stijfgevloekt hebben
they would have stiffed curses
Present bijzin tense
stijfvloek
I stiff curses
stijfvloekt
you stiff curses
stijfvloekt
he/she/it stiffs curses
stijfvloeken
we stiff curses
stijfvloeken
you all stiff curses
stijfvloeken
they stiff curses
Past bijzin tense
stijfvloekte
I stiffed curses
stijfvloekte
you stiffed curses
stijfvloekte
he/she/it stiffed curses
stijfvloekten
we stiffed curses
stijfvloekten
you all stiffed curses
stijfvloekten
they stiffed curses
Future bijzin tense
zal stijfvloeken
I will stiff curses
zult stijfvloeken
you will stiff curses
zal stijfvloeken
he/she/it will stiff curses
zullen stijfvloeken
we will stiff curses
zullen stijfvloeken
you all will stiff curses
zullen stijfvloeken
they will stiff curses
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou stijfvloeken
I would stiff curses
zou stijfvloeken
you would stiff curses
zou stijfvloeken
he/she/it would stiff curses
zouden stijfvloeken
we would stiff curses
zouden stijfvloeken
you all would stiff curses
zouden stijfvloeken
they would stiff curses
Subjunctive bijzin mood
stijfvloeke
I stiff curses
stijfvloeke
you stiff curses
stijfvloeke
he/she/it stiff curses
stijfvloeke
we stiff curses
stijfvloeke
you all stiff curses
stijfvloeke
they stiff curses
Du
Ihr
Imperative mood
vloek stijf
stiff curses
vloekt stijf
stiff curses

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

sprenkelen
sprinkle
stabiliseren
tail parts
stampen
do
staven
do
stenograferen
do
steunen
support
stevigen
do
stijfselen
do
stijgen
rise
straatracen
street racing

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'stiff curses':

None found.