Spijzigen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of spijzigen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spijzig
I do
spijzigt
you do
spijzigt
he/she/it does
spijzigen
we do
spijzigen
you all do
spijzigen
they do
Present perfect tense
heb gespijzigd
I have done
hebt gespijzigd
you have done
heeft gespijzigd
he/she/it has done
hebben gespijzigd
we have done
hebben gespijzigd
you all have done
hebben gespijzigd
they have done
Past tense
spijzigde
I did
spijzigde
you did
spijzigde
he/she/it did
spijzigden
we did
spijzigden
you all did
spijzigden
they did
Future tense
zal spijzigen
I will do
zult spijzigen
you will do
zal spijzigen
he/she/it will do
zullen spijzigen
we will do
zullen spijzigen
you all will do
zullen spijzigen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou spijzigen
I would do
zou spijzigen
you would do
zou spijzigen
he/she/it would do
zouden spijzigen
we would do
zouden spijzigen
you all would do
zouden spijzigen
they would do
Subjunctive mood
spijzige
I do
spijzige
you do
spijzige
he/she/it do
spijzige
we do
spijzige
you all do
spijzige
they do
Past perfect tense
had gespijzigd
I had done
had gespijzigd
you had done
had gespijzigd
he/she/it had done
hadden gespijzigd
we had done
hadden gespijzigd
you all had done
hadden gespijzigd
they had done
Future perf.
zal gespijzigd hebben
I will have done
zal gespijzigd hebben
you will have done
zal gespijzigd hebben
he/she/it will have done
zullen gespijzigd hebben
we will have done
zullen gespijzigd hebben
you all will have done
zullen gespijzigd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gespijzigd hebben
I would have done
zou gespijzigd hebben
you would have done
zou gespijzigd hebben
he/she/it would have done
zouden gespijzigd hebben
we would have done
zouden gespijzigd hebben
you all would have done
zouden gespijzigd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
spijzig
do
spijzigt
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

smousen
do
snoeken
pike
spalken
splint
spatiëren
kern
sperren
block up
spetten
splash
spijzen
do
spikkelen
speckle
splitsen
split
spuien
purge

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?