Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Solidariseren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
solidariseer
solidariseert
solidariseert
solidariseren
solidariseren
solidariseren
Present perfect tense
heb gesolidariseerd
hebt gesolidariseerd
heeft gesolidariseerd
hebben gesolidariseerd
hebben gesolidariseerd
hebben gesolidariseerd
Past tense
solidariseerde
solidariseerde
solidariseerde
solidariseerden
solidariseerden
solidariseerden
Future tense
zal solidariseren
zult solidariseren
zal solidariseren
zullen solidariseren
zullen solidariseren
zullen solidariseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou solidariseren
zou solidariseren
zou solidariseren
zouden solidariseren
zouden solidariseren
zouden solidariseren
Subjunctive mood
solidarisere
solidarisere
solidarisere
solidarisere
solidarisere
solidarisere
Past perfect tense
had gesolidariseerd
had gesolidariseerd
had gesolidariseerd
hadden gesolidariseerd
hadden gesolidariseerd
hadden gesolidariseerd
Future perf.
zal gesolidariseerd hebben
zal gesolidariseerd hebben
zal gesolidariseerd hebben
zullen gesolidariseerd hebben
zullen gesolidariseerd hebben
zullen gesolidariseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesolidariseerd hebben
zou gesolidariseerd hebben
zou gesolidariseerd hebben
zouden gesolidariseerd hebben
zouden gesolidariseerd hebben
zouden gesolidariseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
solidariseer
solidariseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

desolidariseren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.