Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Snowboarden (to snowboard) conjugation

Dutch
14 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
snowboard
snowboardt
snowboardt
snowboarden
snowboarden
snowboarden
Present perfect tense
heb gesnowboard
hebt gesnowboard
heeft gesnowboard
hebben gesnowboard
hebben gesnowboard
hebben gesnowboard
Past tense
snowboardde
snowboardde
snowboardde
snowboardden
snowboardden
snowboardden
Future tense
zal snowboarden
zult snowboarden
zal snowboarden
zullen snowboarden
zullen snowboarden
zullen snowboarden
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou snowboarden
zou snowboarden
zou snowboarden
zouden snowboarden
zouden snowboarden
zouden snowboarden
Subjunctive mood
snowboarde
snowboarde
snowboarde
snowboarde
snowboarde
snowboarde
Past perfect tense
had gesnowboard
had gesnowboard
had gesnowboard
hadden gesnowboard
hadden gesnowboard
hadden gesnowboard
Future perf.
zal gesnowboard hebben
zal gesnowboard hebben
zal gesnowboard hebben
zullen gesnowboard hebben
zullen gesnowboard hebben
zullen gesnowboard hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesnowboard hebben
zou gesnowboard hebben
zou gesnowboard hebben
zouden gesnowboard hebben
zouden gesnowboard hebben
zouden gesnowboard hebben
Du
Ihr
Imperative mood
snowboard
snowboardt

Examples of snowboarden

Example in DutchTranslation in English
"We gaan elke december snowboarden en nemen ooit onze kinderen mee."We will snowboard every December, and one year take our kids.
- En dat voor een dagje snowboarden.All for a day of snowboarding? The blood test was agony.
- Goed. Bedankt dat ik mag snowboarden met mijn vrienden, met kerstmis.Thanks for letting me go snowboarding with her.
- Hij is snowboarden.- Weekend snowboarding trip.
- Van snowboarden?At snowboarding?
60 cent voor een snowboard. En m'n persoonlijke favoriet: 28 cent voor een art-deco klok.60 cents for a snowboard,and my personal favorite, 28 cents for an art deco mantel clock.
Alleen het horen hoe haar kind snowboard met haar man... ik wil dat Toby geven.Just hearing how her daughter snowboards with her husband... I want to give that to Toby.
Alles wordt anders nu ik 'n snowboard wereldster ben.Things are gonna have to change now I'm a global snowboarding megastar.
Brenda's snowboard kledingbedrijf stond op het punt om een grote surfdivisie te lanceren genaamd Curlgirl.Daniel: Brenda's snowboard-apparel company was just about to launch a huge surf division called Curlgirl.
David, heb je het hele Olympische snowboard team uitgenodigd ?David, did you invite the entire Olympic snowboarding team?
En je snowboardt in Amman.Who snowboards in Amman.
Jij snowboardt zo slecht zoals je praat, Noutnick.You snowboard as good as you talk, Nootnik!
Op een skidag snowboardde ik van Zermatt naar Cervinia verkocht ik mijn materiaal, sprong op een trein en keek niet meer om.On a ski day, I snowboarded from Zermatt to Cervinia, sold my gear, hopped on a train, and never looked back.
De nieuwe Alex Whitman snowboarde op de berg... en brak bijna een pols.The new Alex Whitman snowboarded on that very mountain ...almost broke his wrist.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'snowboard':

None found.