Schoonspuiten (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of schoonspuiten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spuit schoon
I do
spuit schoon
you do
spuit schoon
he/she/it does
spuiten schoon
we do
spuiten schoon
you all do
spuiten schoon
they do
Present perfect tense
heb schoongespoten
I have done
hebt schoongespoten
you have done
heeft schoongespoten
he/she/it has done
hebben schoongespoten
we have done
hebben schoongespoten
you all have done
hebben schoongespoten
they have done
Past tense
spoot schoon
I did
spoot schoon
you did
spoot schoon
he/she/it did
spoten schoon
we did
spoten schoon
you all did
spoten schoon
they did
Future tense
zal schoonspuiten
I will do
zult schoonspuiten
you will do
zal schoonspuiten
he/she/it will do
zullen schoonspuiten
we will do
zullen schoonspuiten
you all will do
zullen schoonspuiten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou schoonspuiten
I would do
zou schoonspuiten
you would do
zou schoonspuiten
he/she/it would do
zouden schoonspuiten
we would do
zouden schoonspuiten
you all would do
zouden schoonspuiten
they would do
Subjunctive mood
spuite schoon
I do
spuite schoon
you do
spuite schoon
he/she/it do
spuite schoon
we do
spuite schoon
you all do
spuite schoon
they do
Past perfect tense
had schoongespoten
I had done
had schoongespoten
you had done
had schoongespoten
he/she/it had done
hadden schoongespoten
we had done
hadden schoongespoten
you all had done
hadden schoongespoten
they had done
Future perf.
zal schoongespoten hebben
I will have done
zal schoongespoten hebben
you will have done
zal schoongespoten hebben
he/she/it will have done
zullen schoongespoten hebben
we will have done
zullen schoongespoten hebben
you all will have done
zullen schoongespoten hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou schoongespoten hebben
I would have done
zou schoongespoten hebben
you would have done
zou schoongespoten hebben
he/she/it would have done
zouden schoongespoten hebben
we would have done
zouden schoongespoten hebben
you all would have done
zouden schoongespoten hebben
they would have done
Present bijzin tense
schoonspuit
I do
schoonspuit
you do
schoonspuit
he/she/it does
schoonspuiten
we do
schoonspuiten
you all do
schoonspuiten
they do
Past bijzin tense
schoonspoot
I did
schoonspoot
you did
schoonspoot
he/she/it did
schoonspoten
we did
schoonspoten
you all did
schoonspoten
they did
Future bijzin tense
zal schoonspuiten
I will do
zult schoonspuiten
you will do
zal schoonspuiten
he/she/it will do
zullen schoonspuiten
we will do
zullen schoonspuiten
you all will do
zullen schoonspuiten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou schoonspuiten
I would do
zou schoonspuiten
you would do
zou schoonspuiten
he/she/it would do
zouden schoonspuiten
we would do
zouden schoonspuiten
you all would do
zouden schoonspuiten
they would do
Subjunctive bijzin mood
schoonspuite
I do
schoonspuite
you do
schoonspuite
he/she/it do
schoonspuite
we do
schoonspuite
you all do
schoonspuite
they do
Du
Ihr
Imperative mood
spuit schoon
do
spuit schoon
do

Examples of schoonspuiten

Example in DutchTranslation in English
Als laagste in rang moest Nikki hem kalmeren en schoonspuiten.Maybe a little too much fun. Nikki's lowest on the totem pole, So i sent her back in to calm him down and hose him off.
Ga maar vast, ik wil dit voor de zekerheid nog even schoonspuiten.You go ahead. I'm gonna hose this down just to be safe.
Kun je me even schoonspuiten?I could use a little hose down. Help me wash this off.
Misschien moet je me buiten maar schoonspuiten.Maybe you should just take me out back and hose me down. Oh, my god! I'm so sorry I'm late.
Moet ik iets doen? Je schoonspuiten ofzo? - Nee, nee, nee, bedankt.Is there something I should do... maybe hose you down or something?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

rioleren
sewer
samendrukken
compress
scherpen
sharpen
scheuren
tear
schoffelen
weed
schommelen
do
schoonbranden
scarf
schoonspoelen
flush
schoonvegen
do
schroeven
screw

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?